Prepositions

Vandaag
  • Herhaling woordvolgorde
  • Oefeningen
  • Voorzetsels theorie
  • Voorbeelden
  • Leerwerk 
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EnglishTertiary Education

Cette leçon contient 31 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Vandaag
  • Herhaling woordvolgorde
  • Oefeningen
  • Voorzetsels theorie
  • Voorbeelden
  • Leerwerk 

Slide 1 - Diapositive

Woordvolgorde
Wie doet wat wanneer en waar
1. My brothers have played poker every night in the living room
2. The dog barks at the man every day in the store
3. Ron and Hermione are running to Harry Potter in the middle of the night in the castle

Slide 2 - Diapositive

Woordvolgorde
  1. at nine o'clock / out of the garage / in the morning / drives / his car / he
  2.  he / to town / after breakfast /  Mrs Hodges / takes
  3. a parking place / near the shops / they / find 
  4. in a garage / Mr Hodges / his car / parks
  5. fly / with my parents / to Florida /  I / in winter

Slide 3 - Diapositive

Woordvolgorde
Wie doet wat waar en wanneer
1. He drives his car out of the garage at nine o'clock in the morning
2. He takes Mrs Hodges to town after breakfast
3. They find a parking place near the shops
4. Mr Hodges parks his car in a garage
5. I fly with my parents to Florida in winter

Slide 4 - Diapositive

Voorzetsels
Zoek alle voorzetsels in deze zinnen!
1. He drives his car out of the garage at nine o'clock in the morning
2. He takes Mrs Hodges to town after breakfast
3. They find a parking place near the shops
4. Mr Hodges parks his car in a garage
5. I fly with my parents to Florida in winter

Slide 5 - Diapositive

Voorzetsels: Antwoorden
Zoek alle voorzetsels in deze zinnen!
1. He drives his car out of the garage at nine o'clock in the morning
2. He takes Mrs Hodges to town after breakfast
3. They find a parking place near the shops
4. Mr Hodges parks his car in a garage
5. I fly with my parents to Florida in winter

Slide 6 - Diapositive

Prepositions
Voorzetsels, of prepositions, in het Engels zijn woorden die een relatie van tijd, richting, plaats en ruimtelijke relatie aangeven.

Voorzetsels in het Engels zijn ontzettend idiomatisch, dat betekend dat ze uniek zijn aan die taal. Daarom zijn ze erg moeilijk letterlijk te vertalen naar het Nederlands.
Het handigste is dan ook om de voorzetsels bij de meest gebruikte zinnen te leren.

Slide 7 - Diapositive

Soorten voorzetsels
Zoals ik al zei zijn er verschillende soorten voorzetsels:
  • Prepositions of Direction
  • Prepositions of Time
  • Prepositions of Place
  • Prepositions of Location
  • Prepositions of Spatial relationships

We lopen er doorheen!

Slide 8 - Diapositive

Prepositions of Direction
Dit zijn voorzetsels die een richting aangeven.
Zoals:
Ik ga naar de stad!

Die hebben we natuurlijk ook in het Engels !

Slide 9 - Diapositive

Prepositions of Direction
Engels
Uitspraak
Nederlands
To
toe
Geeft een beweging naar iets aan
In
ihn
Geeft een beweging naar binnen aan
On
Ohn
Geeft een beweging over iets heen

Slide 10 - Diapositive

Prepositions of Direction
1. I am going to the store

2. Welcome to my house! Come in.

3. Drive on the grass and park the car there

Slide 11 - Diapositive

Prepositions of Direction
Een combinatie die we hebben is het combineren van "in" en "on" met "to":
into -> geeft een voorwaartse beweging en een beweging naar binnen aan

Onto -> geeft een voorwaartse beweging en een beweging over iets heen aan.

Slide 12 - Diapositive

Voorbeelden
I drove the car into the garage



I kicked the ball onto the roof


Slide 13 - Diapositive

Oefening 1
Translate the following sentences:
  1. Ik ga naar de winkel!
  2. Welkom! Kom binnen!
  3. Het is niet toegestaan om over het gras te lopen

Slide 14 - Diapositive

Oefening 2
Think of two sentences where you use two different prepositions of direction!


Je mag de zinnen helemaal zelf bedenken.

Slide 15 - Diapositive

Prepositions of Time
Voorzetsels van tijd geven aan wanneer iets plaatsvind, plaats heeft gevonden óf gaat plaatsvinden. 

Hier zitten wat regels aan vast!

Slide 16 - Diapositive

Prepositions of Time
Voor dagdelen, maanden, jaren en seizoenen gebruiken we het voorzetsel "in"
1. he reads in the evening
2. The weather is cold in December
3. She was born in 1996
4. we rake leaves in the fall

Slide 17 - Diapositive

Prepositions of Time
Voor specifieke tijden of dagdelen zoals noon, night and midnight gebruiken we "at"
1. I go to work at  08:00
2. He eats lunch at Noon
3. She often goes for a walk at night
4. They go to bed at midnight

Slide 18 - Diapositive

Prepositions of Time
Voor dagen gebruiken we "on"
1. I work on Saturdays
2. He does the dishes on Wednesdays

Slide 19 - Diapositive

Prepositions of Time
Voor langere periodes van tijd zijn er wat meer voorbeelden.
Since, for, during, from....to, from...until, with, within

Die laten we voor nu eventjes; maar ze geven dus een langere periode van tijd aan

Slide 20 - Diapositive

Oefening 3
Translate the following sentences:
  1. Ik werk niet op zondagen.
  2. Mijn werk begint om acht uur 's ochtends.
  3.  Het is koud in December.

Slide 21 - Diapositive

Oefening 4
Think of two sentences using different prepositions of time!


Je mag je eigen zinnen bedenken!

Slide 22 - Diapositive

Prepositions of Place
Voorzetsels van plaats geven , logischerwijs, een plaats aan.
Deze voorzetsels hebben wat minder gestructureerde regels dan die van tijd.

Slide 23 - Diapositive

Prepositions of Place
Engels
Uitspraak
Nederlands
In
ihn
in een specifieke ruimte
At
eht
Op ongeveer die plek
On
ohn
Het ligt op het oppervlak
Inside
ihn-sahjd
in een ingesloten ruimte

Slide 24 - Diapositive

Prepositions of Place
We can meet in  the lunchroom

She was waiting at the corner

He left his phone on the bed

Place the pen inside the drawer

Slide 25 - Diapositive

Prepositions of Place
Engels
Uitspraak
Nederlands
Over
óvuhr
Ergens over heen
Above
ah-bohv
Ergens boven 
Below
buh-lów
Ergens onder (formeel)
Beneath
buh-nieth
Ergens onder (formeel)
Under
uhn-duhr
Onder 
Underneath
nieth
Onder (formeel)

Slide 26 - Diapositive

Prepositions of Place
  1. The bird flew over the house.
  2. The plates were on the shelf above the cups.
  3. Basements are dug below ground.
  4. There is hard wood beneath the carpet.
  5. The squirrel hid the nuts under a pile of leaves.
  6. The cat is hiding underneath the box.

Slide 27 - Diapositive

Preposition of Place
Engels
Uitspraak
Nederlands
By
Baj
ergens in de buurt/bij
Near
nihr
In de buurt/ dichtbij
Next to
nehk-st toe
Naast
Between
bie-twien
Tussen
Among
uh-mohng
te midden van
Opposite
oh-pó-ziht
Tegenover

Slide 28 - Diapositive

Prepositions of Place
  1. The gas station is by the grocery store.
  2. The park is near her house.
  3. Park your bike next to the garage.
  4. There is a deer between the two trees.
  5. There is a purple flower among the weeds.
  6. The garage is opposite the house.

Slide 29 - Diapositive

Oefening 5
Translate the following sentences:
  1. De leraar is in het klaslokaal.
  2. Het boek ligt op de tafel.
  3. de man woont in het huis boven het mijne
  4. Mijn vriendin woont bij mij in de buurt
  5. Ik zit vast tussen een rots en een harde plek

Slide 30 - Diapositive

Oefening 6
Think of two sentences using prepositions of place. 

Slide 31 - Diapositive