14.6 Gaswisseling bij dieren

Programma
Terugblik
14.6 Gaswisseling bij dieren
zelfstandig werken
afsluiting
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Programma
Terugblik
14.6 Gaswisseling bij dieren
zelfstandig werken
afsluiting

Slide 1 - Diapositive

Kun je eerder een astma-aanval krijgen bij neus- of bij een mondademhaling?
Leg je antwoord uit.

Slide 2 - Question ouverte

COPD is een verzamelnaam voor twee aandoeningen.
Welke aandoeningen worden aangeduid met COPD?
A
Astma en longemfyseem
B
Chronische bronchitis en astma
C
Longemfyseem en chronische bronchitis

Slide 3 - Quiz

ontsteking van de bronchiën; plotselinge benauwdheid bij prikkeling van de luchtwegen
blijvende ontsteking van de bronchiën waardoor ademhalen moeilijker gaat
beschadiging van de longblaasjes waardoor minder zuurstof wordt opgenomen in het bloed
allergie voor stuifmeel (pollen)
chronische bronchitis en longemfyseem
astma
chronische bronchitis
longemfyseem
hooikoorts
COPD

Slide 4 - Question de remorquage

Welke delen van de luchtwegen vernauwen zich bij Astma doordat spiertjes in de wand samentrekken?

Slide 5 - Question ouverte

14.6 Gaswisseling bij dieren

Slide 6 - Diapositive

Opdracht
We bekijken eerst de filmpjes
van BVJ - 14.6

Slide 7 - Diapositive

Leerdoel
14.6.1 Je kunt beschrijven hoe de gaswisseling plaatsvindt bij verschillende diergroepen.




Gaswisseling vindt niet alleen plaats bij dieren met longen. Vissen en insecten hebben geen longen, maar er vindt wel gaswisseling plaats.

Slide 8 - Diapositive

Ademhaling bij dieren
  • Alle dieren hebben zuurstof nodig voor verbranding
  • Alle dieren produceren koolstofdioxide

Glucose + zuurstof -> water + koolstofdioxide + energie

  • Gaswisseling bij dieren vindt op verschillende manieren plaats

Slide 9 - Diapositive

Wat
Opdracht: maak een samenvatting waarin de verschillende manieren van ademhaling duidelijke worden 
Hoe
lees eerst de tekst van basisstof 14.6  maak daarna de samenvatting
Hulp
1) boek  (laptop)
Tijd
 20 minuten
Klaar
Je kunt beschrijven hoe de gaswisseling plaatsvindt bij verschillende diergroepen.

timer
20:00

Slide 10 - Diapositive

Opdracht

BS 14.6
Maak opdracht 5, 6, 8 en 10 van bs 14.6
Gebruik hierbij de samenvatting die je hebt gemaakt.

timer
10:00

Slide 11 - Diapositive

Longen
Kieuwen
Celmembraan
Tracheeen
Huid
Zoogdieren
Insecten
Vissen
Eencelligen
Reptielen
Vogels
Jonge amfibieën
Volwassen amfibieën

Slide 12 - Question de remorquage

Bij het pantoffeldiertje vindt gaswisseling plaats via het celmembraan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz


Bij muggenlarven vindt gaswisseling plaats via
A
het celmembraan
B
de longen
C
de tracheeën
D
de huid

Slide 14 - Quiz

In de winter vindt er in het lichaam van de meeste warmbloedige dieren:
A
Geen verbranding plaats
B
Minder verbranding plaats dan in de zomer
C
Evenveel verbranding plaats als in de zomer
D
Meer verbranding plaats dan in de zomer

Slide 15 - Quiz

Ademhaling bij dieren
  • Alle dieren hebben zuurstof nodig voor verbranding
  • Alle dieren produceren koolstofdioxide

Glucose + zuurstof -> water + koolstofdioxide + energie

  • Gaswisseling bij dieren vindt op verschillende manieren plaats

Slide 16 - Diapositive

Eencelligen
  • Omdat ééncelligen niet zo complex zijn, hebben ze niet veel O2 nodig

  • Ze gebruiken hun celmembraan om stoffen uit te wisselen

  • Groot oppervlak
amoebe

Slide 17 - Diapositive

Insecten
  • Insecten hebben vertakte luchtbuizen in het hele lichaam --> tracheeën

  • Via een opening (stigma) wisselen de gassen

  • Met achterlijf pompende bewegingen maken is het verversen van de lucht 

Slide 18 - Diapositive

Koudbloedig en warmbloedig
Koudbloedig: lichaamstemperatuur is afhankelijk van omgeving
  • Lichaam warmt op aan de buitenlucht
  • Bij koude temperatuur wordt dier minder actief

Warmbloedig: constante lichaamstemperatuur
  • Lichaamstemperatuur op peil door isolatie en verbranding
  • Bij koude temperatuur vindt er meer verbranding plaats

Slide 19 - Diapositive

Zoogdieren
  • warmbloedige dieren
  • Gaswisseling gebeurt via longen, groot longoppervlakte

Slide 20 - Diapositive

Vogels
  • Warmbloedige dieren
  • Gaswisseling gebeurt via longen

Slide 21 - Diapositive

Reptielen
  • Koudbloedige dieren
  • Gaswisseling gebeurt via longen

Slide 22 - Diapositive

Amfibieën
  • Koudbloedige dieren, huid bedekt met slijmlaag

  • Jonge amfibieën: vindt gaswisseling via kieuwen en huid plaats

  • Bij volwassen amfibieën vindt gaswisseling via longen en huid plaats

Slide 23 - Diapositive

Vissen
  • Koudbloedige dieren

  • Vissen gebruiken hun kieuwen om zuurstof uit het water te filteren

  • Ze gebruiken hun bek en de kieuwdeksel om water langs de kieuwlamellen te krijgen

  • Net als longen een groot oppervlakte voor gaswisseling

Slide 24 - Diapositive

Het inwendig oppervlak van de zoogdierlongen is veel groter dan dat van een even groot reptiel of van een even groot amfibie. Waarom is dat?

Zoogdier - Reptiel - Amfibie

Slide 25 - Diapositive

wat
Lezen en maken bs 14.6
Hoe
lees de tekst van basisstof 14.6  maak daarna de vragen
Hulp
1) boek    2) medeleerling  3 ) docent
Tijd
 Eerst in stilte -> daarna rustig overleggen.
Klaar
Opdrachten af? 

Maak een samenvatting - opdracht 4 in je schrift!
Ga daarna aan de slag met flitskaarten
timer
15:00

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien

Afsluiting - inloggen in LessonUp

14.6.1 Je kunt beschrijven hoe de gaswisseling plaatsvindt bij verschillende diergroepen.



Slide 28 - Diapositive


Een gele verkleuring van de huid of het oogwit wordt geelzucht genoemd. Geelzucht ontstaat doordat de hoeveelheid galkleurstoffen in het bloed is gestegen. Leg uit dat een niet goed functionerende lever geelzucht kan veroorzaken.

Slide 29 - Question ouverte

In welke delen wordt de urine gevormd?
A
nierbekken en nierschors
B
niermerg en nierschors
C
nierbekken, niermerg en nierschors
D
of alleen de nierschors

Slide 30 - Quiz

Hieronder zie je een doorsnede van een nier. 
Zet de namen van de onderdelen op de juiste plaats.
nierbekken
nierschors
niermerg
urineleider
nierslagader
niersader

Slide 31 - Question de remorquage