Zenuwstelsel VPK

Het zenuwstelsel
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Het zenuwstelsel

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je kunt onderzoeken uit welke onderdelen het zenuwstelsel bestaat en hoe dit verschillende processen in het lichaam aanstuurt.

Slide 2 - Diapositive

Het  zenuwstelsel


  • Centrale zenuwstelsel
  • Zenuwstelsel

Slide 3 - Diapositive

Welke onderdelen horen bij:
Centrale zenuwstelsel
Zenuwstelsel
zenuwen
Hersenen
Hersenen
ruggenmerg

Slide 4 - Question de remorquage

Werking zenuwstelsel
  1. Zintuigen vangen de prikkels op
  2. Zintuigcellen zetten deze om in impulsen 
  3. Impulsen gaan via de zenuwen naar het ruggenmerg
  4. Ruggenmerg naar de hersenen
  5. De hersenen verwerken de impulsen wat zorgt voor bewustzijn
  6. De hersenen verwerken de impulsen wat zorgt voor bewustzijn
  7.  De impulsen gaan via de zenuwen naar de spieren en klieren
  8. De spieren en klieren zorgen voor bepaalde reactie 

Slide 5 - Diapositive

Wat nemen we waar?
We nemen prikkels waar.

Externe prikkels: Veranderingen in je omgeving (buiten je lichaam)

Interne prikkels: Veranderingen in je lichaam

Slide 6 - Diapositive

Een impuls is?
A
een elektrisch stroom
B
een bericht uit je omgeving

Slide 7 - Quiz

Prikkels en impulsen
Een prikkel is dus een berichtje (uit de omgeving) dat wordt opgevangen in een zintuig.

In je zintuig wordt zo'n prikkel omgezet in een elektrisch stroompje, dat noem je een impuls

Slide 8 - Diapositive

Impulsen
Impulsen zijn elektrische stroompjes
die van een zintuig naar de hersenen
gaan.


Slide 9 - Diapositive

Waarom merk je sommige veranderingen niet?

Slide 10 - Question ouverte

Drempelwaarde


De minimale hoeveelheid die je nodig hebt van een prikkel, om het een impuls te laten worden.

Slide 11 - Diapositive

In de hersenen betekenis gaven aan geluid, zoals het herkennen van een liedje:
A
Fase 1: sensorische input
B
Fase 2: verwerking
C
Fase 3: Motorische input

Slide 12 - Quiz

zenuwcel (Neuron)

Slide 13 - Diapositive

Welk label staat met het
uiteinde in de synaptische spleet?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 14 - Quiz

Het meestal opvallende kenmerk aan een zenuwcel is:
A
Het vermogen om elektrische prikkels te ontvangen en af geven
B
Het vermogen om door samentrekking korter te worden
C
Het vermogen om zich te verplaatsen
D
Het vermogen om sappen te produceren

Slide 15 - Quiz

Op welke plaatsen liggen ophopingen
van cellichamen van de zenuwcellen?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 16 - Quiz

Welke uitspraak over de grijze of witte stof is NIET juist?
A
De grijze kleur wordt veroorzaakt door de kleur van de cellichamen van zenuwcellen die de substantie van Nissl bevatten.
B
De witte kleur van witte stof wordt veroorzaakt door de vetten van de myelineschede.
C
Bij multiple sclerose wordt de grijze stof vervangen door witte stof.
D
Grijze en witte stof zijn zichtbaar te maken op een MRI-scan.

Slide 17 - Quiz

Wat is de functie van de kleine hersenen?

Slide 18 - Question ouverte

Kleine hersenen
De functie van de kleine hersenen is het coördineren van alle spierbewegingen door terugkoppeling en het ondersteunen van de evenwichtsfunctie.

Slide 19 - Diapositive

Achterhoofdskwab
Voorhoofdskwab
Slaapkwab
Ondersteunt het abstract denken
Verwerkt de visuele en auditieve prikkels
Verantwoordelijk voor zien en de visuele interpretatie

Slide 20 - Question de remorquage

Slide 21 - Diapositive

Functies zenuwstelsel
  1. Het verwerken van impulsen die afkomstig zijn van zintuigen.
  2. In zintuigcellen ontstaan impulsen onder invloed van prikkels
  3.  Regelen van de werking van spieren en klieren

Slide 22 - Diapositive

Het zenuwstelsel
Centrale zenuwstelsel
Hersenen, hersenstam, ruggenmerg
Perifere Zenuwstelsel
Beweging,tast, balans, kijken en horen
Autonome Zenuwstelsel
Sympatisch ACTIE
Parasympatisch  RUST

Slide 23 - Diapositive

Het willekeurige zenuwstelsel wordt ook wel ..... genoemd.
A
het autonome zenuwstelsel
B
het perifere zenuwstelsel
C
het animale zenuwstelsel
D
het vegetatieve zenuwstelsel

Slide 24 - Quiz

De zenuwuitlopers, die impulsen afvoeren uit de zenuwcel waartoe ze behoren, heten:
A
Neurieten
B
Dendrieten
C
Myelinescheden
D
Scheden van Schwann

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Hersenen
Grote hersenen
  • verantwoordelijke voor alle bewuste bewegingen

Kleine hersenen
  • zorgen voor coordinatie van allerlei gelijktijdige werking van spieren en organen

Slide 28 - Diapositive

Het zenuwstelsel
Centrale zenuwstelsel
Hersenen, hersenstam, ruggenmerg
Perifere Zenuwstelsel
Beweging, tast, balans, kijken en horen
Autonome Zenuwstelsel
Sympatisch ACTIE
Parasympatisch  RUST

Slide 29 - Diapositive

Perifeer zenuwstelsel

Slide 30 - Diapositive

Perifeer zenuwstelsel
Het perifeer wordt opgesplitst in 
Animale zenuwstelsel
- Regelt acties waar je bewust (motoriek) van bent
Autonome zenuwstelsel
- Regelt acties waarvan je je niet bewust van bent 

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Animale zenuwstelsel

Slide 33 - Diapositive

Wat wordt er waargenomen in het interne milieu door de sensorische zenuwstelsel?

Slide 34 - Question ouverte

Autonome Zenuwstelsel
Sympatisch
ACTIE
Gaspedaal

Parasympatisch
RUST
Rempedaal

Slide 35 - Diapositive

De spijsvertering is onderdeel van
A
het sympatische zenuwstelsel
B
het parasympatische zenuwstelsel

Slide 36 - Quiz

Autonome zenuwstelsel

Slide 37 - Diapositive

sympatisch
fight - flight
  • Alert
  • Zweetklieren
  • Hartslag omhoog 
  • stress systeem in actie
  • Lever geeft suikers af
  • Arm, been, buikspieren spannen aan




Slide 38 - Diapositive

Een ........ is een orgaan dat reageert op bepaalde invloeden uit de omgeving
Een bepaalde invloed uit de omgeving noemen we een ........
Zintuigcellen zetten prikkels om in ......
Zintuig
prikkel
impulsen

Slide 39 - Question de remorquage

Wat is de taak van de zenuwen
A
impulsen aanmaken
B
impulsen doorgeven aan de hersenen
C
ze verbinden het centrale zenuwstelsel met de rest van lichaam
D
ze produceren bepaalde stoffen

Slide 40 - Quiz

Een ander woord voor een zenuwcel is?
A
Dendriet
B
Impulsen
C
Neuronen
D
Axon

Slide 41 - Quiz

Zenuwcellen hebben vertakte uitlopers
A
Juist
B
Onjuist

Slide 42 - Quiz

Het zenuwstelsel bestaat uit:
A
centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel en lichaamszenuwen
B
centraal zenuwstelsel en perifeer zenuwstelsel
C
perifeer zenuwstelsel en lichaamszenuwen

Slide 43 - Quiz

Sleep de kenmerken naar het juiste zenuwstelsel.

Sympatisch zenuwstelsel
Parasympatisch zenuwstelsel
Stimulatie van de hartactiviteit en ademhaling
Opslag reservevoedsel
Bloedvatverwijding in spijsverteringsorgaan
Afgifte adrenaline
Minder energieverbruik
Toename zweetproductie

Slide 44 - Question de remorquage

Hoe heten de hersenen en het ruggenmerg samen?
A
Centraal zenuwstelsel
B
Perifeer zenuwstelsel
C
Willekeurig zenuwstelsel
D
Onwillekeurig zenuwstelsel

Slide 45 - Quiz

Wat is een andere naam voor het onwillekeurige zenuwstelsel?
A
Animaal zenuwstelsel
B
Autonoom zenuwstelsel
C
Motorisch zenuwstelsel
D
Sensorisch zenuwstelsel

Slide 46 - Quiz

Het parasympatisch deel van het autonome zenuwstelsel werkt als je in rust bent
A
Waar
B
Niet waar

Slide 47 - Quiz

Sleep de activiteiten naar het juiste zenuwstelsel.
Parasympatisch zenuwstelsel
Sympathisch zenuwstelsel

Slide 48 - Question de remorquage

Wat past bij een sympatische werking van het zenuwstelsel?
A
Vernauwde pupillen
B
Vertraagde hartslag
C
Vertraagde ademhaling
D
Vertraagde spijsvertering

Slide 49 - Quiz

Huiswerk
Lezen Anatomie, hoofstuk 10: Zenuwstelsel

Volgende week klinisch redeneren met zenuwstelsel

Slide 50 - Diapositive