Er is verband/relatie tussen woorden, zinnen, alinea's.
Verschillende soorten tekstverbanden.
Signaalwoord helpt je het soort tekstverband te herkennen.
Slide 18 - Diapositive
Nieuw: vergelijkend tekstverband
Gebruik: als je personen/dingen wilt vergelijken.
Signaalwoorden: net als, zoals, evenals
Evenals mijn moeder houdt mijn vader van appeltaart.
Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
Slide 19 - Diapositive
Tekstdoel, -soort en tekstvorm (p. 26)
Tekstdoel is altijd een werkwoord. De schrijver wil ...
tekstdoel
uitleg
tekstsoort
vorm
informeren
de lezer informatie geven
informerende tekst
verslag
overtuigen
de lezer overtuigen (mening)
betogende tekst
boekbespreking
activeren
de lezer iets laten doen
activerende tekst
advertentie
amuseren
de lezer vermaken
amuserende tekst
stripboek
Slide 20 - Diapositive
Werkmoment = weektaak
Maak de opdrachten in je werkboek/schrift.
Kijk zelf na, verbeter met een andere kleur.
Opdracht 2 tot en met 4: leesstrategie en tekstverband
Opdracht 5 tot en met 9: toepassen op tekst 1
Opdracht 8 maken we niet.
Opdracht 10, 12, 14 tot en met 17: tekstvormen/doelen/soorten
Slide 21 - Diapositive
Afsluiting
Hoe ver ben je met de opdrachten?
Welke vragen heb je?
Slide 22 - Diapositive
Planning
Leerdoelen paragraaf 1.3
Deel twee theorie 1.3
Aan de slag
Aandachtspunten weektaak
Toets bespreken
Les 2
Slide 23 - Diapositive
1.3 lezen (p. 21)
Herhalen:
leesstrategieën
herkennen tekstverbanden (en 1 nieuwe)
benoemen tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen
herkennen titels en benoemen onderwerp
benoemen hoofdgedachte
Slide 24 - Diapositive
Titel(s) en onderwerp (p. 26)
De titel (kop) staat bovenaan de tekst.
De titel geeft vaak een aanwijzing over het onderwerp.
In kranten of tijdschriften: vaak een ondertitel of boventitel
Het onderwerp vind je vaak in de titel
en in de eerste alinea. Dit geef je
weer in steekwoorden.
Slide 25 - Diapositive
Hoofdgedachte (p. 27)
Het belangrijkste wat de schrijver zegt. Zoek deze in inleiding en/of slot van de tekst. De hoofdgedachte geeft meestal in één of twee zinnen kort weer waar de tekst over gaat.
Slide 26 - Diapositive
Werkmoment = weektaak
Maak de opdrachten in je werkboek/schrift.
Kijk zelf na, verbeter met een andere kleur.
Stel je vragen.
Opdracht 2 tot en met 4: leesstrategie en tekstverband
Opdracht 5 tot en met 9: toepassen op tekst 1
Opdracht 8 maken we niet.
Opdracht 10, 12, 14 tot en met 17: tekstvormen/doelen/soorten
Klaar?
Oefentekst in studiewijzer.
Slide 27 - Diapositive
Aandachtspunten weektaak
Hoe ver ben je met de weektaak?
Heb je het nagekeken?
Begreep je waarom antwoorden anders moesten zijn?
Verzamel je vragen voor de eerste les volgende week.
Slide 28 - Diapositive
Toets bespreken
Vraag over de toets? * ervoor.
Bij ophalen van de toets, kun je de vraag stellen.