4.3 Atoombouw

4.3 Atoombouw
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

4.3 Atoombouw

Slide 1 - Diapositive

Periodiek systeem

Slide 2 - Diapositive

Hoe heet een horizontale rij in het periodiek systeem?
A
groep
B
periode

Slide 3 - Quiz

Chloor is een
A
halogeen
B
edelgas

Slide 4 - Quiz

Je leert vandaag: 
  • hoe een atoom is opgebouwd;
  • wat isotopen zijn;
  • wat het verschil is tussen de atoommassa en het atoomnummer. 

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Atomen bestaan uit nog kleinere deeltjes:
Protonen (+ deeltjes)
Neutronen (ongeladen deeltjes)
Elektronen (- deeltjes)

Atomen bevatten een kern en wolk:


Slide 7 - Diapositive

Elk atoomsoort heeft dus een verschillend AANTAL protonen, neutronen en elektronen.

Elk atoom heeft een atoomnummer (zie periodiek systeem).
Dit atoomnummer staat voor het aantal protonen. Een atoom is altijd ongeladen dus er zijn ook evenveel elektronen (evenveel + als - deeltjes!)

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Hoeveel protonen en elektronen bevat zuurstof?

Zuurstof = O, heeft atoomnummer 8. 
Dus zuurstof bevat 8 protonen en 8 elektronen.

Slide 10 - Diapositive

Het aantal neutronen heeft met de atoommassa te maken. De massa van een atoom wordt namelijk bepaald door de kern (protonen en neutronen), omdat elektronen een verwaarloosbare kleine massa hebben.

Elk atoom heeft dan ook een massagetal, dit wordt als volgt weergegeven:
O-16. Dit gaat dan om zuurstof met massagetal 16.
Na-23. Dit gaat dan om natrium met massagetal 23.

Slide 11 - Diapositive

Om het aantal neutronen te weten, moet je dus kijken hoeveel protonen het atoom bevat.

O-16:
atoomnummer O is 8, dus 8 protonen. Massagetal is 16 dus er zijn: 16-8 = 8 neutronen.

Na-23:
atoomnummer Na is 11, dus 11 protonen. Massagetal is 23 dus er zijn 23-11 = 12 neutronen.

Slide 12 - Diapositive


Atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen

Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen

Andersom gezien:
aantal protonen = atoomnummer
aantal elektronen = atoomnummer
aantal neutronen = massagetal - aantal protonen

Slide 13 - Diapositive

Isotopen
Isotopen = atomen met hetzelfde atoomnummer (dus dezelfde atoomsoort, maar ander massagetal).

Dus isotopen hebben dezelfde aantal protonen en elektronen, maar een ander aantal neutronen.

Na-22 en Na-23 zijn dus isotopen van elkaar. Ze bevatten elk 11 protonen en 11 elektronen, maar Na-22 bevat 11 neutronen en Na-23 bevat 12 neutronen.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Je hebt vandaag geleerd !!!!
  • hoe een atoom is opgebouwd;
  • wat isotopen zijn;
  • wat het verschil is tussen de atoommassa en het atoomnummer. 

Slide 16 - Diapositive

Check: 

Slide 17 - Diapositive

Aluminium heeft atoomnummer 13.
Dit wil zeggen?
A
13 protonen
B
13 neutronen

Slide 18 - Quiz

Wat verstaan we onder het massagetal?

Slide 19 - Question ouverte

Fluor heeft atoomnummer 9 en massagetal van 19.
Hoeveel elektronen heeft fluor
A
9
B
10

Slide 20 - Quiz

Isotopen hebben hetzelfde aantal neutronen.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Opdrachten maken:
- Opdracht 64 t/m 76, 
- Opdracht 78 t/m 89

- Als het niet af is, is het huiswerk

Slide 22 - Diapositive