Herhaling hoofdstuk 3

Herhaling
Basisstof 1: Bloed
    Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.

Basisstof 2: De bloedsomloop
    Je kunt de drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies. 
    Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen. 
    Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.

Basisstof 3: Het hart
    Je kunt de delen van het hart en de aansluitende bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies. 
    Je kunt beschrijven hoe een hartslag verloopt.

Basisstof 4: Uitscheiding
    Je kunt de delen van de nieren en urinewegen noemen met hun kenmerken en functies.
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling
Basisstof 1: Bloed
    Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.

Basisstof 2: De bloedsomloop
    Je kunt de drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies. 
    Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen. 
    Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.

Basisstof 3: Het hart
    Je kunt de delen van het hart en de aansluitende bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies. 
    Je kunt beschrijven hoe een hartslag verloopt.

Basisstof 4: Uitscheiding
    Je kunt de delen van de nieren en urinewegen noemen met hun kenmerken en functies.

Slide 1 - Diapositive

Basisstof 1: Bloed
Bloed bestaat uit bloedplasma (55%) en uit bloedcellen en bloedplaatjes (45%). 
Bloedplasma: water met plasma-eiwitten en opgeloste stoffen. Bloedplasma vervoert zuurstof (een klein beetje) voedingsstoffen, antistoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen. 

Slide 2 - Diapositive

Basisstof 1: Bloed
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
Cellen zonder celkern
Hemoglobine
Functie: zuurstof vervoeren
Bloedarmoede: te weinig hemoglobine
Cellen met celkern 
Geen vaste vorm, ze kunnen door de wand van haarvaten heen 
Functie: afweer tegen ziekteverwekkers
Delen van uiteengevallen cellen, zonder celkern
Functie: bloedstolling
Trombose: een bloedstolsel binnen een bloedvat

Slide 3 - Diapositive

In een ontstoken wond kan etter (pus) ontstaan. Etter bestaat uit gedode bacteriën en ...
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen

Slide 4 - Quiz

Tabaksrook bevat onder andere koolstofmonoxide. In het bloed neemt koolstofmonoxide de plaats in waar normaal zuurstof wordt vastgehouden. Aan welk deel van het bloed bindt koolstofmonoxide?
A
Bloedplaatjes
B
Bloedplasma
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 5 - Quiz

Basisstof 2: De bloedsomloop
Rood = zuurstofrijk   Blauw = zuurstofarm

Slide 6 - Diapositive

Basisstof 2: De bloedsomloop
Slagaders
Haarvaten
Aders
Hierdoor stroomt het bloed van het hart weg

Hoge bloeddruk

Wand: dekweefsel - dik spierweefsel - bindweefsel

'Slag' merkbaar in polsen

Dieper in het lichaam

Halvemaanvormige kleppen
Groot totaaloppervlak en lage stroomsnelheid 

Wand: één cellaag dekweefsel met kleine openingen 

Witte bloedcellen en vocht met zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen kunnen door de wand = stofwisseling
Hierdoor stroomt het bloed naar het hart toe

Lage bloeddruk 

Wand: dekweefsel - dun spierweefsel - bindweefsel

Geen 'slag' merkbaar

Ondiep in het lichaam

Kleppen en spierpomp

Slide 7 - Diapositive

Een bloedvat met een dikke gespierde wand transporteert zuurstofrijk bloed. Over welk type bloedvat gaat deze zin?
A
Ader
B
Haarvat
C
Slagader

Slide 8 - Quiz


Bloedvat P is een ...
A
Ader
B
Haarvat
C
Slagader

Slide 9 - Quiz

Basisstof 2: De bloedsomloop
Dubbele bloedsomloop: per omloop stroomt het bloed twee keer door het hart

Kleine bloedsomloop: 
Hart - longslagaders - longen - longaders - hart

Door longslagaders stroomt zuurstofarm bloed, door longaders stroomt zuurstofrijk bloed

Functie: zuurstof opnemen in het bloed en koolstofdioxide afgeven aan de lucht

Slide 10 - Diapositive

Basisstof 2: De bloedsomloop
Grote bloedsomloop: hart - rest van het lichaam - hart

Aorta - armslagaders - armaders - halsslagaders - halsaders - leverslagader - leverader - darmslagader - poortader - nierslagaders - nieraders - beenslagaders - beenaders - onderste holle ader - bovenste holle ader

Door slagaders stroomt zuurstofrijk bloed, door aders stroomt zuurstofarm bloed.
Door de poortader stroomt zuurstofarm bloed van de wand van het darmkanaal naar de lever. 

Functie: zuurstof en voedingsstoffen afgeven aan de cellen, en koolstofdioxide en andere afvalstoffen opnemen in het bloed.

Slide 11 - Diapositive

In de meeste slagaders stroomt zuurstofrijk bloed.

In welke slagaders stroomt zuurstofarm bloed?
A
Longslagaders
B
Beenslagaders
C
Darmslagaders
D
Halsslagader

Slide 12 - Quiz

Welke (slag)aders van en naar het hart hoort/horen bij de kleine bloedsomloop?
A
Aorta
B
Bovenste holle ader
C
Longaders
D
Onderste holle ader

Slide 13 - Quiz

Basisstof 3: Het hart

Slide 14 - Diapositive

Basisstof 3: Het hart
Delen
Kenmerken en functies
Bovenste en onderste holle ader
Vervoeren zuurstofarm bloed van de organen naar het hart
Rechterboezem
* Ontvangt zuurstofarm bloed uit de holle aders en voert dit door naar de rechterkamer
* Weinig gespierde wand
Rechterkamer
* Pompt zuurstofarm bloed in de longslagader
* Gespierde wand
Longslagaders
Vervoeren zuurstofarm bloed van het hart naar de longen
Longaders
Vervoeren zuurstofrijk bloed van de longen naar het hart
Linkerboezem
* Ontvangt zuurstofrijk bloed uit de longaders en leidt dit naar de linkerkamer
* Weinig gespierde wand
Linkerkamer
* Pompt zuurstofrijk bloed in de aorta
* Zeer gespierde wand

Slide 15 - Diapositive

Basisstof 3: Het hart
Delen
Kenmerken en functies
Aorta
Vervoert zuurstofrijk bloed van het hart naar de organen
Harttussenwand
Scheidingswand tussen de linker- en rechterharthelft
Hartkleppen
* Kleppen tussen boezems en kamers
* Voorkomen dat het bloed terugstroomt van de kamers naar de boezems
Halvemaanvormige kleppen
* Kleppen aan het begin van de longslagader en de aorta
* Voorkomen dat het bloed terugstroomt van longslagader en aorta naar de kamers
Kransslagaders
* Aftakkingen van de aorta
* Vervoeren bloed dat rijk is aan zuurstof en voedingsstoffen naar het hart
Kransaders
Vervoeren bloed dat rijk is aan koolstofdioxide en andere afvalstoffen weg uit het hart

Slide 16 - Diapositive


Onderdeel 8 is de .................
De functie van dit onderdeel is ...................
A
Longslagader Vervoert zuurstofrijk bloed van het hart naar de organen
B
Longader Vervoeren zuurstofarm bloed van het hart naar de longen
C
Longader Vervoeren zuurstofrijk bloed van de longen naar het hart
D
Aorta Vervoert zuurstofrijk bloed van het hart naar de organen

Slide 17 - Quiz

Basisstof 3: Het hart
1. Samentrekken van de boezems. 
   - De boezems trekken zich samen. Hierdoor stroomt het bloed naar de kamers. 
   - De hartkleppen zijn open, de halvemaanvormige kleppen zijn dicht. 
2. Samentrekken van de kamers. 
   - De kamers trekken zich samen. 
   - De hartkleppen gaan dicht. 
   - De druk in de kamers stijgt. 
   - De halvemaanvormige kleppen gaan open. 
   - Het bloed wordt in de longslagader(s) en aorta gepompt. 
3. Hartpauze
   - Zowel de boezems als de kamers ontspannen zich. 
   - Bloed stroomt vanuit de holle aders een longaders naar de boezems en kamers. 
   - De hartkleppen zijn open, de halvemaanvormige kleppen zijn dicht. 

Slide 18 - Diapositive

Zet de stappen van de hartslag in de goede volgorde:
1
2
3

Slide 19 - Question de remorquage

Basisstof 4: Uitscheiding
Nieren: afvalstoffen, overtollig water, overtollige zouten en schadelijke stoffen uit het bloed verwijderen. De verwijderde stoffen samen heten urine.

Urineleiders: voeren de urine af van de nieren naar de urineblaas. 

Urineblaas: hierin wordt de urine tijdelijk opgeslagen. 

Urinebuis: voert de urine af uit het lichaam. 

Slide 20 - Diapositive

Basisstof 4: Uitscheiding
Een nier bestaat uit nierschors, niermerg en nierbekken. Nierschors en niermerg verwijderen de afvalstoffen en overtollig water uit het bloed. Zij vormen de urine. 

In de nierbekkens wordt urine verzameld.

Slide 21 - Diapositive

Bij een nierbekkenontsteking is de wand van een nierbekken ontstoken. Dit kan worden veroorzaakt door bacteriën die via de urinewegen van buiten in het lichaam zijn gekomen. Door welke vier delen zijn deze bacteriën achtereenvolgens gegaan?
Urineleider
Urinebuis
Urineblaas
Nierbekken

Slide 22 - Question de remorquage

Afsluiting
Herhaling basisstof 1 t/m 4: check!
Herhaling basisstof 5 t/m 8: morgen

Geen huiswerk :)

Slide 23 - Diapositive