ONP10 - 22 oktober

er + voorzetsel

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Beroepsopleiding

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

er + voorzetsel

Slide 1 - Diapositive

Verwijzen naar mensen
Hij gaf haar een bos bloemen.
Zij heeft jaren met hen samengewerkt.
Wij hebben onze auto verkocht.
Zij luisteren niet naar ons

Slide 2 - Diapositive

Verwijzen naar dingen
Als onderwerp:
Ik wil de tafel verplaatsen. Hij staat in de weg.
Ik heb een boek gekregen. Het ligt op tafel.
Ik ben vergeten om de planten water te geven. Nu zijn ze dood.

Slide 3 - Diapositive

Verwijzen naar dingen
Niet als onderwerp:
De tafel staat in de weg. Ik wil hem verplaatsen.
Ik heb een boek gekregen. Ik heb het op tafel gelegd.
De planten zijn dood, want ik ben vergeten om ze water te geven.

Slide 4 - Diapositive

In een schema:
onderwerp
geen onderwerp
de-woorden
hij
hem
het-woorden
het
het
meervoud
ze
ze

Slide 5 - Diapositive

Ik heb bloemen gekregen. Ik heb __ in een vaas gezet.
A
hij
B
hem
C
het
D
ze

Slide 6 - Quiz

De koelkast is kapot. Wij hadden __ al 20 jaar.
A
hij
B
hem
C
het
D
ze

Slide 7 - Quiz

Ben je al in de nieuwe bibliotheek geweest? __ is gisteren geopend.
A
hij
B
hem
C
het
D
ze

Slide 8 - Quiz

Waar is mijn boek? Heb jij __ gezien?
A
hij
B
hem
C
het
D
ze

Slide 9 - Quiz

Ik werk in een leuk team. __ bestaat uit 10 mensen.
A
hij
B
hem
C
het
D
ze

Slide 10 - Quiz

Verwijzen naar dingen
Met een prepositie:
De buren praten over de nieuwe tuin. = De buren praten erover.
Ik heb over mijn huiswerk nagedacht. = Ik heb erover nagedacht. 


Slide 11 - Diapositive

Let op!
Er + met = ermee
Wat doe je met die tablet? = Wat doe je ermee?
Er + naar = ernaar / ernaartoe
Wij luisteren naar het verhaal. = Wij luisteren ernaar.
Wij gaan naar het museum. = Wij gaan ernaartoe.
Er + rond = eromheen
Ik loop rond het gebouw. = Ik loop eromheen.

Slide 12 - Diapositive

Let op!
Gebruik geen 'er' als de prepositie deel is van een scheidbaar werkwoord
Volgende week loopt het contract af. = Volgende week loopt het af.

Slide 13 - Diapositive

Ga je naar school?

Slide 14 - Question ouverte

Let je op mijn tas?

Slide 15 - Question ouverte

Staan de boodschappen in de kast?

Slide 16 - Question ouverte

Betaal je met je pinpas?

Slide 17 - Question ouverte