1VW H5 grammatica woordsoorten herhaling voornaamwoorden

Grammatica
voornaamwoorden
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammatica
voornaamwoorden

Slide 1 - Diapositive

herhaling

Slide 2 - Diapositive

zww
zelfstandig
werkwoord
hww
hulp-
werkwoord
kww
koppe-
werkwoord
zijn worden blijven
Dit werkwoord komt alleen in het naamwoordlijk gezegde  voor
Dit werkwoord zet de zin in een bepaade tijd
Het belangrijkste werkwoord van de zin
meestal het laatste werkwoord in de zin of vorm
Je kunt dit werkwoord niet in de zin weglaten

Slide 3 - Question de remorquage

Vanaf 2 juni zal groep 10 weer naar school gaan. Wat voor werkwoord is 'gaan' (hww, zww, kww)?

Slide 4 - Question ouverte

Groep 10 is de leukste groep van de school. Wat voor werkwoord is 'is' (hww, zww, kww)?

Slide 5 - Question ouverte

voornaamwoord

  • een woord dat verwijst naar een persoon, dier of ding
  • vervangt een (zelfstandig) naamwoord
  • acht verschillende soorten

Slide 6 - Diapositive

persoonlijk voornaamwoord

  • vervangt een zelfstandig naamwoord
  • is in de zin het onderwerp, het lijdend voorwerp of het meewerkend voorwerp
  • voorbeelden: wij, ik, haar, hun, 't

Slide 7 - Diapositive

bezittelijk voornaamwoord

  • geeft een bezit aan
  • staat meestal voor het zelfstandig naamwoord
  • voorbeelden: uw, mijn, z'n

Slide 8 - Diapositive

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk 
voornaamwoord

wederkerend 
voornaamwoord
mezelf
jezelf 
zichzelf
mijn 
jouw
onze
verwijst naar het onderwerp
geeft bezit aan of bij wie iets hoort 
vervangt vaak een zelfstandig naamwoord
ik
hij
u
ons
Is in de zin het onderwerp, het lijdend voorwerp of het meewerkend voorwerp

Slide 9 - Question de remorquage

Slide 10 - Diapositive

Wat gaat er mis bij 'Fijn dat ik jou juf mocht zijn'?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

'Me broertje verveelt zich tijdens de coronacrisis'. 'Me' moet zijn ....

Slide 13 - Question ouverte

Bedenk een zin met een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.

Slide 14 - Question ouverte

aanwijzend voornaamwoord

  • wijst naar personen en zaken
  • voorbeelden: die, deze, zulke
  • voorbeeld: Pieter heeft dezelfde schoenen als ik.

Slide 15 - Diapositive

vragend voornaamwoord

  • vervangt een persoon of ding
  • voorbeelden: wie, wat, welke, wat voor (een)
  • voorbeeld: Wat voor telefoon heb jij? 

Slide 16 - Diapositive

onbepaald voornaamwoord

  • verwijst niet naar een specifieke persoon of ding
  • algemene verwijzing
  • voorbeelden: alles, niets, iemand, niemand

Slide 17 - Diapositive


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.
"Ik wil niet weggaan in m'n eentje,
maar deze avond is geen feestje."

Slide 18 - Question ouverte

vragend voornaamwoord
onbepaald 
voornaamwoord

aanwijzend voornaamwoord
ieman d sommige
iets
verwijst niet naar een specifiek persoon of ding
vervangt een persoon of ding
wie
wat 
welke
wijst personen of dingen aan
deze 
die 
dat
dit 

Slide 19 - Question de remorquage

Noem twee vragende voornaamwoorden.

Slide 20 - Carte mentale

Bedenk een zin met een aanwijzend en vragend voornaamwoord.

Slide 21 - Question ouverte


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wanneer kun je het beste beginnen met leren? 

Slide 22 - Question ouverte

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Van
wie
is 
die
mooie
sjaal? 

Slide 23 - Question de remorquage

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Wat
heb
je
met
deze
boeken 
gedaan?

Slide 24 - Question de remorquage

pers.vnw.
bez.vnw.
aanw.vnw.
vr.vnw.
betr.vnw.
je, haar, hij, zij
ik, me, ons
onze, uw, jouw
haar, zijn, mijn
wie, wat, welke
wat voor een
dat, die, zo'n, zulke
wat, dat, die, dit

Slide 25 - Question de remorquage

Waar heb je nog vragen over?

Slide 26 - Question ouverte