The Past Simple & Past Continuous

Past Simple 
Past Continuous
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Past Simple 
Past Continuous

Slide 1 - Diapositive

Waneer gebruik je de Past Simple in het Engels?
A
Bij een handeling in het verleden die afgerond is.
B
Bij feiten, gewoontes en dingen die regelmatig gebeuren.
C
Bij iets dat nu bezig is.
D
Bij iets dat op een moment in het verleden bezig was.

Slide 2 - Quiz

Waneer gebruik je de Past Continuous in het Engels?
A
Bij een handeling in het verleden die afgerond is.
B
Bij feiten, gewoontes en dingen die regelmatig gebeuren.
C
Bij iets dat nu bezig is.
D
Bij iets dat op een moment in het verleden bezig was.

Slide 3 - Quiz

Past Simple

- verleden tijd (afgerond)
-  iets gebeurde in de verleden tijd en is afgerond (met tijdsbepaling)

Signaalwoorden:
yesterday, last week, last year, in 1997, 3 days ago, etc.


Past Continuous

- verleden tijd (langer bezig)
- iets was aan de gang in de verleden tijd.

Signaalwoorden:
while (+ past continuous)
While I was working she stopped by.
when (+ past simple)
I was shopping when she called.

Slide 4 - Diapositive

Past Simple
Hoe maak je deze tijd?

Bevestigende zin
- regelmatig ww + ED 
- onregelmatig ww 2e rijtje

EXAMPLE:
Last year we moved to London.
We had our first soccer practice yesterday.

Past Continuous
Hoe maak je deze tijd?

Bevestigende zin
was (bij I, he, she, it)
of 
were (bij you, we, you, they)
+ werkwoord + ing

EXAMPLE:
I was reading a book this morning.


Slide 5 - Diapositive

Past Simple
Hoe maak je deze tijd?

Ontkennende zin
didn't + hele werkwoord
v.t. zit in 'did'

EXAMPLE:
We didn't move to London last year.
We didn't have our first soccer practice yesterday.

Past Continuous
Hoe maak je deze tijd?

Ontkennende zin
was (bij I, he, she, it)
of 
were (bij you, we, you, they)
+ NOT + werkwoord + ing

EXAMPLE:
I was reading a book this morning.


Slide 6 - Diapositive

Past Simple
Hoe maak je deze tijd?

Vragende zin
Did (vooraan in de zin) 
+ hele werkwoord
v.t. zit in 'did'

EXAMPLE:
Did you move to London last year?
Did you have your first soccer practice yesterday.

Past Continuous
Hoe maak je deze tijd?

Vragende zin
was (bij I, he, she, it)
of 
were (bij you, we, you, they)
(vooraan in de zin)
+ werkwoord + ing

EXAMPLE:
Were you reading a book?


Slide 7 - Diapositive

Past Simple & Past Continuous
De tijden worden vaak samen in een zin gebruikt om aan te geven dat iets gebeurde terwijl er al iets aan de gang was.

De Past Continuous is dan de "lange actie"
De Past Simple is de "korte actie"


Slide 8 - Diapositive

Past Simple & Past Continuous
While he was having a shower, the phone rang.
He was having a shower when the phone rang.

Slide 9 - Diapositive

When the postman ___ (arrive), my dad ___ (have) a shower.
A
arrived - had
B
arrived - was having
C
was arriving - was having
D
was arriving - had

Slide 10 - Quiz

I ___ (go) to the doctor 2 days ago, because I ___ (have) a terrible headache.
A
went - had
B
went - was having
C
was going - was having
D
was going - had

Slide 11 - Quiz

He ___ (miss) the train, because he ___ (talk) to his friends.
A
missed - talked
B
missed - was talking
C
was missing - was talking
D
was missing - talked

Slide 12 - Quiz

The children ___ (plant) a tree when their mum ___ (call) them.
A
planted - called
B
planted - was calling
C
were planting - was calling
D
were planting - called

Slide 13 - Quiz