Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Vermogen en Energie
Slide 1 - Diapositive
Leerdoel
Ik kan het vermogen berekenen met de formule P = U x I
Ik kan het energieverbruik berekenen met de formule E = P x t
Slide 2 - Diapositive
De eenheid van stroomsterkte is:
A
Volt
B
Watt
C
Ampère
D
Ohm
Slide 3 - Quiz
I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen
Slide 4 - Quiz
Wat is het symbool voor spanning?
A
P
B
U
C
I
D
t
Slide 5 - Quiz
De eenheid van spanning is:
A
Volt
B
Watt
C
Ampère
D
Ohm
Slide 6 - Quiz
Wat is de goede wet van Ohm?
A
R = I : U
B
R = U : I
C
R = U x I
D
R = P : I
Slide 7 - Quiz
Spanning (U) = 12V Stroom sterkte (I) = 2 A Wat is de weerstand
A
R= U x I
R= 12V x 2 A
R= 24 ohm
B
R= I : U
R = 2A : 12V
R = 0,5 ohm
C
I = U / R
I= 12V : 2 ohm
I= 6A
D
R = U : I
R= 12V : 2A
R=6 ohm
Slide 8 - Quiz
Watt heb je nodig om een huis duurzaam te maken?
Veel apparaten gebruiken Energie
Het verbruik hiervan meten we in Watt
Wat is dat Watt?
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Slide 11 - Diapositive
Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen. De afkorting voor vermogen is de hoofdletter P van het Engelse woord voor vermogen, power. Een eenheid van vermogen is de watt
(W).
Slide 12 - Diapositive
Vermogen - typeplaatje
Een boormachine van 300 watt zal niet zo makkelijk een gat boren als een boormachine van 800 watt.
Apparaten met een hoger vermogen kunnen meer.
Meer vermogen meer gebruik van elektrische energie.
Hoe groter het vermogen van een apparaat, hoe meer het apparaat kost om het te gebruiken.
Een typeplaatje vind je vaak achterop of onderop een elektrisch apparaat.Op het typeplaatje vind je het vermogen van een apparaat.
Slide 13 - Diapositive
Hoe reken je het vermogen uit?
Vermogen = spanning x stroom
P = U x I
P is vermogen in Watt (W)
U is spanning in Volt (V)
I is stroomsterkte in Ampère (A)
Slide 14 - Diapositive
Van welke factoren hangt het vermogen van een elektrisch apparaat af?
A
Stroomsterkte en tijd
B
Vermogen en spanning
C
Spanning en tijd
D
Spanning en stroomsterkte
Slide 15 - Quiz
615000 W = ... kW
A
6150 kW
B
0,615 kW
C
615 kW
D
6,15 kW
Slide 16 - Quiz
Waarin meet je het vermogen?
A
Ampère
B
Volt
C
Watt
D
Uren
Slide 17 - Quiz
Met welke formule bereken je het vermogen?
A
P = U - I
B
P = U / I
C
P = U x I
D
P = U + I
Slide 18 - Quiz
Een stofzuiger van 1400 watt, twee lampen van 40 watt en een magnetron van 700 watt worden aangesloten op dezelfde groep. Hoe groot is de totale vermogen in kW?
A
P = 2180 kW
B
P = 2,140 kW
C
P = 2,180 kW
D
P = 2140 kW
Slide 19 - Quiz
Vera maakt een schakeling. Ze meet een stroomsterkte 220mA en de spanning 9,0V. Hoe groot is het vermogen
A
1980 W
B
24,4 W
C
1,98 W
D
1980000 W
Slide 20 - Quiz
Elektrische energie thuis
Om precies te meten hoeveel elektrische energie je gebruikt, zit er in de meterkast een meter die de elektrische energie meet in kilowattuur (kWh). Zo'n meter noem je een kilowattuurmeter.
Tegenwoordig wordt de informatie van de kwh-meter door de digitale kwh-meter zelf, via de elektriciteitskabels doorgegeven aan de energie-maatschappij.
Kilowattuurmeter
Een apparaat dat de verbruikte elektrische energie meet. Deze vind je vaak in een meterkast.
Slide 21 - Diapositive
Energieverbruik
E = P x t
kilowattuur (kWh) = hoeveelheid (elektrische) energie (E).
Let op, de tijd (t) mag je bij het berekenen van kWh uitdrukken in uur.
Slide 22 - Diapositive
Vermogen
2
1
Slide 23 - Diapositive
Opdracht 1
Gegeven:
Gevraagd:
Formule:
Berekening:
Resultaat:
Slide 24 - Diapositive
H3,4 vermogen (herhaling)
OF
Noteer deze formule in je schrift.
Slide 25 - Diapositive
de eenheid voor energie = kWh
1 kWh is een appraat van 1000W die 1 uur aan staat.
LET OP DE JUISTE EENHEDN. bij kWh reken je met kWeen h
Een gloeilamp is aangesloten op een spanning van 230 V. Door de lamp loopt een stroomsterkte van 0,5 A. De lamp brandt 10 uur. Wat is het energieverbruik?
A
1150 kWh
B
1,15 kWh
C
4600 kWh
D
21,7 kWh
Slide 37 - Quiz
Een strijkijzer heeft een vermogen van 800 W. Het strijkijzer staat per maand 10 uur aan. 1 kWh kost € 0,15. Wat zijn de kosten voor energie per jaar voor dit strijkijzer?
A
€ 14400
B
€ 12000
C
€ 14,40
D
€ 1,20
Slide 38 - Quiz
Een kantoor is voorzien van 26 TL buizen van 80 W. De verlichting staat iedere werkdag 9 uur aan. Het kantoor is 2 van de 52 weken per jaar dicht. Hoeveel energie wordt er in een jaar door de verlichting gebruikt?
A
936 kWh
B
973,44 kWh
C
936000 kWh
D
973440 kWh
Slide 39 - Quiz
a. Heb je alles van deze les begrepen? b. Zijn er onderdelen van deze les die je nog niet zo goed begrijpt of waar je meer uitleg voor nodig hebt? c. Heb je nog tips of suggesties voor deze les?