herhaling krachten en constructies

herhaling krachten en constructies
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

herhaling krachten en constructies

Slide 1 - Diapositive

Met een vaste katrol....
A
verander je alleen de richting van de kracht
B
wordt het gewicht van de last kleiner
C
wordt het gewicht van de last groter
D
verandert er niets

Slide 2 - Quiz

Welke kracht zie je hier ?
A
trekkracht
B
drukkracht
C
wringkracht
D
buigkracht

Slide 3 - Quiz

Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 4 - Quiz

De rode pijl geeft de zwaartekracht van van het bankje aan. Het bankje heeft een massa van 35 kg.
De krachtenschaal is 1cm ≙ 50N
Hoe lang moet de pijl zijn.

A
0,7cm
B
3,5 cm
C
7 cm
D
70 cm

Slide 5 - Quiz

Wanneer wordt de druk groter?
A
Bij een groter oppervlak
B
Bij een kleiner oppervlak
C
De oppervlakte heeft geen invloed

Slide 6 - Quiz

Gewicht meet je in?
A
Kilogram
B
Newton
C
Massa
D
Kracht

Slide 7 - Quiz

de zwaartekracht van 7 kg is 700N
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Je hangt een gewicht aan een krachtmeter. Door welke kracht rekt de krachtmeter uit?
A
Veerkracht
B
Zwaartekracht
C
Magnetische kracht
D
Mechanische kracht

Slide 9 - Quiz

Je ziet drie takels.
Hoe zit het met het aantal katrollen en de spierkracht?
A
Bij takel a moet je 3x zo veel spierkracht leveren om de last op te tillen
B
Bij takel b moet je 4x minder spierkracht leveren om de last op te tillen.
C
Bij takel c moet je 7x minder spierkracht leveren om de last op te tillen
D
Bij takel a moet je 4x minder spierkracht leveren om de last op te tillen

Slide 10 - Quiz

Dit blok heeft een massa van 2,5kg. Bereken de grootst mogelijke druk in N/cm^2.
A
2,5
B
5,0
C
12,5
D
25

Slide 11 - Quiz

de fakir (55kg) gaat nu staan op 55 spijkers. Dit is samen een oppervlakte van 0,6 cm2.
Bereken de druk op de fakir

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de zwaartekracht op een tennisbal van 56 gram?
A
560 N
B
5,6 N
C
0,560N
D
0,56N

Slide 13 - Quiz

Wat is de zwaartekracht op een massa van 3400 gram?
A
3400 N
B
34 N
C
340 N
D
0,34 N

Slide 14 - Quiz

Aan een veerunster hangt een blokje. Je ziet een afbeelding van de schaalverdeling van de veerunster met aanwijzing.
A 1,05N
B 1,15N
C 1,25N
A
1,05 N
B
1,15 N
C
1,25 N

Slide 15 - Quiz

Hoe groot teken je een kracht van 400N bij een krachtenschaal van 1cm = 80N?

Slide 16 - Question ouverte

hoe heet een combinatie van een losse en een vaste katrol?
A
hefboom
B
momentsleutel
C
omvormer
D
takel

Slide 17 - Quiz

Wat is de krachtenschaal?
A
1 cm = 5 Newton
B
2 cm = 50 Newton
C
1 cm = 100 Newton
D
1 cm = 10 Newton

Slide 18 - Quiz

krachtenschaal 1 cm = 50 N
de krachtenpijl is 5 cm. Hoe groot is de kracht?
A
50 N
B
250 N
C
125 N
D
75 N

Slide 19 - Quiz

Waar ligt het zwaartepunt (massamiddelpunt) van een bezem?
A
In het midden
B
Dicht bij de uiteinde van de steel
C
In de borstel
D
in de steel dicht bij de borstel

Slide 20 - Quiz

krachtenschaal 1 cm = 50 N
vector is 5 cm. Hoe groot is de kracht?
A 50N
B 250N
C 125N
D 75N
A
50 N
B
250 N
C
125 N
D
75 N

Slide 21 - Quiz

De hefboom is in evenwicht.Bereken het gewicht aan de rechterzijde
A
360 N
B
120 N
C
60 N
D
40 N

Slide 22 - Quiz

Wat is de
nettokracht?
A
186 N naar links
B
8360 N naar rechts
C
1,45 N naar rechts
D
34 N naar links

Slide 23 - Quiz

de zwaartekracht op een beker is 3 N. Wat is de massa van de beker?

Slide 24 - Question ouverte

Een pot pindakaas heeft een massa van 800 g.
Bereken de zwaartekracht op de pot.

Slide 25 - Question ouverte

Een mes heeft een oppervlakte van 0,05 cm2. Er wordt een kracht van 150 N op uitgeoefend. Bereken de druk.

Slide 26 - Question ouverte

De hijsafstand (lengte van het touw) bij gebruik van een losse katrol neemt
A
Toe
B
Af
C
Blijft gelijk

Slide 27 - Quiz

Welke afbeelding geeft
de nettokracht bij
het remmen juist weer?
A
A
B
B
C
C

Slide 28 - Quiz

Je ziet drie takels.
Stel de lastkracht van het gewicht is 1800 N
Wat is NIET waar?
A
De werkkracht van takel a is 600 N
B
De werkkracht van takel c 200 N
C
De werkkracht van takel b is 400 N

Slide 29 - Quiz

Op de foto zie je een wijnflessenhouder.
De wijnfles en houder zijn in evenwicht.
Op welke plaats is het zwaartepunt
juist aangegeven?

A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 30 - Quiz