Oefentoets Krachten [ABC]

Oefentoets Krachten
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets Krachten

Slide 1 - Diapositive


Welke uitwerking kan een kracht hebben?
A
Voorwerp van vorm veranderen.
B
Het voorwerp van richting laten veranderen.
C
De snelheid van het voorwerp beïnvloeden.
D
Zowel de vorm, richting en snelheid van een voorwerp laten veranderen.

Slide 2 - Quiz


Nik zit op de fiets, het waait hard hij moet hard trappen om vooruit te komen. De blauwe pijl geeft de trapkracht aan, de rode de windkracht. In welke tekening gaat Nik steeds harder?
A
B
C

Slide 3 - Quiz

Motorkracht
Wrijvingskracht
Zwaartekracht

Slide 4 - Question de remorquage

Aangrijpingspunt
Grootte van de kracht
richting

Slide 5 - Question de remorquage

1
2
3
Sleep het blokje 'grootste kracht' naar de juiste vector.
Let op dat je blokje 1 in blok 1 zet etc.
1: grootste kracht.
2: grootste kracht.
3: grootste kracht.

Slide 6 - Question de remorquage

Wat is het verschil tussen massa en gewicht?
A
Het is hetzelfde
B
Massa is in N en gewicht in kg
C
Massa is in kg en gewicht in N
D
Gewicht is overal hetzelfde en massa niet

Slide 7 - Quiz

krachtenschaal 1 cm = 50 N
vector is 5 cm. Hoe groot is de kracht?
A
50 N
B
250 N
C
125 N
D
75 N

Slide 8 - Quiz

Noem 4 soorten krachten?

Slide 9 - Question ouverte

Als je iets laat vallen, valt het naar beneden.
Als je iets met je spieren doet bv. fietsen, je been spieren.
Als je een touw strak trekt, trekt het touw terug.
Als je een elastiekje uit elkaar trekt, en het vervolgens weer in de oude vorm gaat.
Als 2 magneten elkaar aantrekken.
Zwaartekracht
Spier kracht
Span kracht
Veer kracht
Magnetische kracht

Slide 10 - Question de remorquage

In welke eenheid meten we kracht?

Slide 11 - Question ouverte

Je hebt een voorwerp met een massa
van 0,1 kg. Hoe groot is de zwaartekracht die hier op werkt?

Slide 12 - Question ouverte

Als je een kracht wilt tekenen, 
moet je eerst een                                         kiezen.

1cm=50N betekent dat een pijl van 1cm 
een kracht van                        voorstelt.

Een kracht van 150 N teken je op deze schaal als een pijl van  
Krachtenschaal
50 N
3 cm

Slide 13 - Question de remorquage

In welke figuur is Fz
goed getekend?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 14 - Quiz

84 N
5,6 N
0,77 N
2,75 N
0,82 N
97 N

Slide 15 - Question de remorquage

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?
A
Magnetische kracht
B
Elektrische kracht
C
Zwaartekracht
D
Spankracht

Slide 16 - Quiz

WAT IS DE EENHEID
VAN KRACHT?
A
gewicht
B
Newton
C
kilogram
D
massa

Slide 17 - Quiz

Twee krachten zijn in evenwicht als ze ....
A
even groot zijn en tegengesteld gericht
B
niet even groot zijn en tegengesteld gericht
C
even groot zijn en in dezelfde richting werken
D
niet even groot zijn en in dezelfde richting werken

Slide 18 - Quiz

Je duwt een kist weg die op de grond staat. Wat gebeurt er als de wrijvingskracht even groot is als de spierkracht als je een kist wegduwt?
A
niets, de kist blijft liggen.
B
de kist gaat vooruit
C
de kist duwt jou weg
D
dat kun je met deze info niet zeggen.

Slide 19 - Quiz

Als de zwaartekracht op de gewichtjes 1 N is, dan is de veerkracht...
A
0,5 N
B
1 N
C
1,5 N
D
2 N

Slide 20 - Quiz

Er hangt 150 gram aan gewicht stil aan een veer. Hoe groot is de veerkracht?
A
150 N
B
0 N
C
1 N
D
1,5 N

Slide 21 - Quiz

Op de koorddanser werken twee krachten die elkaar opheffen.

Welke zijn dit ?
A
Kleefkracht, veerkracht
B
Veerkracht, spankracht
C
Spankracht, zwaartekracht
D
Zwaartekracht, luchtweerstand

Slide 22 - Quiz

Een gewichtje hangt aan een veerunster. Wat weten we over de zwaartekracht en de veerkracht?
A
Die zijn even groot
B
De veerkracht is groter dan de zwaartekracht
C
De zwaartekracht is groter dan de veerkracht

Slide 23 - Quiz

Nulstand
Uitrekking

Slide 24 - Question de remorquage

De krachtenschaal is
1 cm 30 N
Hoe groot is de kracht bij een pijl van 5 cm
A
50 N
B
15 N
C
150 N
D
500 N

Slide 25 - Quiz

waar ligt het zwaartepunt?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 26 - Quiz

Wat gebeurt er met het zwaartepunt als een hijskraan zijn arm horizontaal uitschuift?
A
blijft op dezelfde plek
B
schuift opzij met de arm mee

Slide 27 - Quiz

Het zwaartepunt van een object is waar de zwaartekracht aangrijpt
A
Waar, dit is het zwaartepunt
B
Niet waar, grijpt aan in het midden
C
Dit klopt niet
D
Weet ik nog niet

Slide 28 - Quiz

een ander woord voor zwaartepunt is
A
massapunt
B
massamiddelpunt
C
zwaartekracht
D
zwaartecentrum

Slide 29 - Quiz

Op de foto zie je een wijnflessenhouder.
De wijnfles en houder zijn in evenwicht.
Op welke plaats is het zwaartepunt
juist aangegeven?

A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 30 - Quiz

waar ligt het zwaartepunt?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 31 - Quiz