2KGT 5.4 part 2

5-min. studybox

- book
- notebook
- pen
UNIT 5

timer
6:30
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

5-min. studybox

- book
- notebook
- pen
UNIT 5

timer
6:30

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van deze les: 
  • Kun je bijvoeglijk naamwoorden gebruiken in het Engels 

Slide 2 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden

Slide 3 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
  • Een bijvoeglijk naamwoord (adjective) zegt iets over een mens, plant, dier of ding (zelfstandig naamwoord). 
  • Vaak gaat dit om uiterlijk of gedrag

I don't like the red skittles. 
The old man was dancing on the street.

Slide 4 - Diapositive

Voorbeelden
  1. That's a sweet cat.

  2. This is a real flower.

  3. Lisa is a funny girl. 

Slide 5 - Diapositive

Zoek het bijvoeglijk naamwoord:
Wow! Take a look at those dark clouds. It will rain soon!
A
Take
B
dark
C
clouds
D
soon

Slide 6 - Quiz

Zoek het bijvoeglijk naamwoord:
I am in love with my best friend.
A
love
B
friend
C
my
D
best

Slide 7 - Quiz

Zoek het bijvoeglijk naamwoord:
Hmmm. That smelly dog isn't friendly
A
smelly
B
dog
C
that
D
friendly

Slide 8 - Quiz

Zoek het bijvoeglijk naamwoord:
Nobody likes the grumpy teacher!
A
nobody
B
likes
C
grumpy
D
teacher

Slide 9 - Quiz

Bijwoorden
  • Een bijwoord (adverb) zegt iets over een werkwoord.
    Je kan dan vragen: Hoe doet iemand iets?

    Voorbeeld: My father walks slowly.
    Voorbeeld: Our teacher talks clearly.
  • Een bijwoord kan ook iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord. 
    Je kan dan vragen: Hoe sterk, lief, enz is iemand?

    Voorbeeld: My father is a incredibly strong man.

Slide 10 - Diapositive

Bijwoorden
  • Een bijwoord herken je vaak aan de letters - LY aan het einde van een woord.

loud         - loudly
silent       - silently
sad           - sadly

Slide 11 - Diapositive

Voorbeelden
  1. He is walking quickly.

  2. My mother is an extremely terrible driver.

  3. The bald man angrily hit the wall with his fist.

  4. My sister sings beautifully

Slide 12 - Diapositive

Zoek het bijwoord:
Dave! I need your help! Come quickly!
A
need
B
come
C
quickly
D
help

Slide 13 - Quiz

Zoek het bijwoord:
We get paid very badly.
A
We
B
paid
C
very
D
badly

Slide 14 - Quiz

Zoek het bijwoord:
This is taking forever. The teacher always talks so slowly!
A
taking
B
forever
C
talks
D
slowly

Slide 15 - Quiz

Zoek het bijwoord:
She is an extremely nice girl
A
she
B
extremely
C
nice
D
girl

Slide 16 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord

Bijwoord

immensely 
beautiful
amazing
loudly
soft
gently
strong
ugly

Slide 17 - Question de remorquage

Let's get to work!
In your book page 186:
5.4 ex. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11
Finished? 
Woordtrainer 5.3 / 5.4

Slide 18 - Diapositive