Torso

Organen en cellen
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Organen en cellen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelen
  • Je kunt in de juiste volgorde van klein naar groot zetten                                                                 Organisme  Orgaan Orgaanstelsel weefsel Cel
  • Je kent de organen van het torso
  • je kunt in de bouw van een organisme organen, orgaanstelsels, cellen en weefsels onderscheiden.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Torso met organen

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


nr. 2
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

lesdoelen/ voorbereiding toets
De bouw van een organisme organen, organenstelsels, cellen en weefsels onderscheiden en benoemen.



 In een afbeelding van een torso en van een dwarsdoorsnede van de romp van een mens de organen noemen.

 In afbeeldingen van organenstelsel de belangrijkste organen benoemen.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 Organen en weefsels
Donor: iemand die een orgaan of weefsel beschikbaar stelt

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 Organen en weefsels
Organisme=een levend wezen

Organenstelsel=groep samenwerkende organen die gezamenlijk een functie hebben.

Orgaan=deel van een organisme met een of meer functies.

Weefsel=groep cellen met dezelfde vorm en dezelfde functie.

Cellen= bouwsteen van het lichaam 

Celorganel=deel van de cel met één of meer functies

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling: Zet op volgorde van groot naar klein
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel
Cel
Organisme

Slide 8 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

 Organen en weefsels
Organenstelsel: Een groep organen die smenwerken aan één bepaalde taak. 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Organen en weefsels
Cellen: bouwsteen van lichaam 
  • erg klein --> allen te zien onder microscoop
  • verschillende vormen --> verschillende functies 

Slide 10 - Diapositive

foto 1: Darm 
foto 2: Buikvlies
foto 3: Bloedcel 
foto 4: Zenuwcel
Organen en weefsels
Weefsels: een groep cellen met dezelfde vorm en functie
    tussencelstof: stof tussen cellen
     

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Organisme
cel
Organenstelsel
orgaan

Slide 12 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Organen en weefsels

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions


nr. 5
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


nr. 6
A
Long
B
Dikke darm
C
Nier
D
Maag

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Welke stelsels zie je?
A
bloedvatenstelsel zenuwstelsel
B
bottenstelsel zenuwstelsel
C
verteringsstelsel spierstelsel
D
je ziet alleen organen

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

mond, slokdarm, lever, maag, dunne darm, dikke darm, anus
neusholte, mondholte, luchtpijp, long
bloedvaten, hart
nier, urineleider, blaas, urinebuis
hersenen, ruggenmerg, zenuwen
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel
Verteringsstelsel
Uitscheidingsstelsel
Zenuwstelsel

Slide 18 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions


Alle cellen in je lichaam hebben dezelfde vorm
A
ja
B
nee
C
dat verschilt per persoon
D
bij een mens wel, bij een dier niet

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet op volgorde van groot naar klein 
groot
klein
organenstelsel
cel
organisme
orgaan

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Het hart is
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het zenuwstelsel bestaat uit:
A
bloedvaten, de hersenen, het ruggenmerg
B
bloedvaten, de wervelkolom, zenuwen
C
de wervelkolom, de hersenen, het ruggenmerg
D
zenuwen, de hersenen, het ruggenmerg

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk organenstelsel zorgt voor de vertering van je eten?
A
Het bloedvatenstelsel
B
De maag en de lever
C
Het verteringsstelsel
D
Het zenuwstelsel

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

de huid
A
is een orgaan
B
is GEEN orgaan
C
is onderdeel van het bloedvatenstelsel
D
verteert je voedsel

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De dunne- en dikke darm, de maag en de lever werken samen in het:
A
bottenstelsel
B
zenuwstelsel
C
spierstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De huid is een voorbeeld van:
A
een orgaan
B
een cel
C
een organisme
D
een organenstelsel

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

wel orgaanstelsel zie je hiernaast?

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


nr. 10
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet op volgorde van groot naar klein:
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel
Cel
Organisme
Celkern

Slide 32 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions