t3 bs1: Organen en weefsels

Thema 2: Organen en cellen
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Thema 2: Organen en cellen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

deze les

  • oefening microscopie 
  • doelen
  • uitleg basisstof 1
  • aan de slag
  • oefenvragen
  • afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelen
Ik kan organen benoemen in orgaanstelsels van mensen en dieren in zowel een torso als een dwarsdoorsnede.
Ik kan de bouw en functie van wortels, stengels en bladeren beschrijven en de bij behorende orgaanstelsels van planten noemen met hun functie.
Ik kan aangeven dat een organisme uit cellen bestaat en ik kan de delen van dierlijke en plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Torso met organen

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


nr. 2
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

lesdoelen
De bouw van een organisme organen, organenstelsels, cellen en weefsels onderscheiden en benoemen.

 Orgaandonatie beschrijven.

 In een afbeelding van een torso en van een dwarsdoorsnede van de romp van een mens de organen noemen.

 In afbeeldingen van organenstelsel de belangrijkste organen benoemen.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Organen en weefsels
Donor: iemand die een orgaan of weefsel beschikbaar stelt

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zou jij je organen afstaan als je overlijdt?
A
Ja
B
Nee
C
Sommige organen wel

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Organen en weefsels
Organisme=een levend wezen

Organenstelsel=groep samenwerkende organen die gezamenlijk een functie hebben.

Orgaan=deel van een organisme met een of meer functies.

Weefsel=groep cellen met dezelfde vorm en dezelfde functie.

Cellen= bouwsteen van het lichaam 

Celorganel=deel van de cel met één of meer functies

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling: Zet op volgorde van groot naar klein
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel
Cel
Organisme

Slide 10 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

 Organen en weefsels
Organenstelsel: Een groep organen die smenwerken aan één bepaalde taak. 

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Welke stelsels zie je?
A
bloedvatenstelsel zenuwstelsel
B
bottenstelsel zenuwstelsel
C
verteringsstelsel spierstelsel
D
je ziet alleen organen

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke orgaanstelsels heeft een plant?
A
Wortelstelsel en bladerstelsel
B
Wortelstelsel en vatenstelsel
C
Bladerstelsel en vatenstelsel
D
Bloemenstelsel en vatenstelsel

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als een plant geen voedingsstoffen en water meer kan opnemen, welk orgaanstelsel is dan beschadigd?
A
De stengel.
B
Het vatenstelsel.
C
Het verteringsstelsel
D
Het wortelstelsel.

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

welk orgaanstelsel van de plant is verantwoordelijk voor het opnemen van water en mineralen
A
Bladerstelsel
B
Vatenstelsel
C
Wortelstelsel

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk orgaanstelsel van een plant kan je vergelijken met het bloedvatenstelsel van een mens?
A
Het wortelstelsel
B
Het vatenstelsel

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Organen en weefsels
Cellen: bouwsteen van lichaam 
  • erg klein --> allen te zien onder microscoop
  • verschillende vormen --> verschillende functies 

Slide 17 - Diapositive

foto 1: Darm 
foto 2: Buikvlies
foto 3: Bloedcel 
foto 4: Zenuwcel
Organen en weefsels
Weefsels: een groep cellen met dezelfde vorm en functie
    tussencelstof: stof tussen cellen
     

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Organisme
cel
Organenstelsel
orgaan

Slide 19 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Organen en weefsels

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat staat op volgorde van groot naar klein?
A
weefsels, organen, celorganellen, cellen
B
Organen, weefsels, cellen, celorganellen
C
Celorganellen, cellen, weefsels, organen
D
Celorganellen, weefsels, cellen, organen

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
zelfstandig werken
  • thema 3 basisstof 1
  • thema 3 basisstof 2
timer
50:00

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions


nr. 5
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


nr. 6
A
Long
B
Dikke darm
C
Nier
D
Maag

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


nr. 10
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

mond, slokdarm, lever, maag, dunne darm, dikke darm, anus
neusholte, mondholte, luchtpijp, long
bloedvaten, hart
nier, urineleider, blaas, urinebuis
hersenen, ruggenmerg, zenuwen
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel
Verteringsstelsel
Uitscheidingsstelsel
Zenuwstelsel

Slide 27 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zie je in de afbeelding hiernaast?
A
Een kikkervisje
B
Een plantaardige cel
C
Een dierlijke cel
D
Een spiegelei

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dierlijke cellen
Sommige dierlijke cellen lijken op een bolletje, andere op en doosje of ster. Ook al verschilt de vorm, de bouw van dierlijke cellen is grotendeels gelijk.

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bouw van een dierlijke cel

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet op volgorde van groot naar klein 
groot
klein
organenstelsel
cel
organisme
orgaan

Slide 31 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Het hart is
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het zenuwstelsel bestaat uit:
A
bloedvaten, de hersenen, het ruggenmerg
B
bloedvaten, de wervelkolom, zenuwen
C
de wervelkolom, de hersenen, het ruggenmerg
D
zenuwen, de hersenen, het ruggenmerg

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk organenstelsel zorgt voor de vertering van je eten?
A
Het bloedvatenstelsel
B
De maag en de lever
C
Het verteringsstelsel
D
Het zenuwstelsel

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De huid
A
is een orgaan
B
is GEEN orgaan
C
is onderdeel van het bloedvatenstelsel
D
verteert je voedsel

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk van de delen van het organisme is een orgaan
A
een blad van een boom
B
een spiercel van een mens
C
het zenuwstelsel van een mens
D
het bottenstelsel van een mens

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De dunne- en dikke darm, de maag en de lever werken samen in het:
A
bottenstelsel
B
zenuwstelsel
C
spierstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wel orgaanstelsel zie je hiernaast?

Slide 38 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De huid is een voorbeeld van:
A
een orgaan
B
een cel
C
een organisme
D
een organenstelsel

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 40 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 41 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 42 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 43 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 44 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 45 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 46 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet op volgorde van groot naar klein:
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel
Cel
Organisme
Celkern

Slide 47 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions