Grammar 8: meervoud

Meervoud
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Meervoud

Slide 1 - Diapositive

Wat is het meervoud van book?

Slide 2 - Question ouverte

Meervoud
In het Engels zet je zelfstandige naamwoorden in het meervoud door +s hier aan toe te voegen.

book > books
jacket > jackets
shoe > shoes

Slide 3 - Diapositive

Wijzigingen in spelling
Achter een aantal zelfstandige naamwoorden zet je +es i.p.v. +s.
Deze woorden eindigen op een s-klank of eindigen op een -o.

bus > buses
hero > heroes
tomato > tomatoes

Slide 4 - Diapositive

Wijzigingen in spelling
Woorden die eindigen op een medelinker + y >>
krijgen +ies in het meervoud.

hobby > hobbies (medeklinker + y)
boy > boys (deze verandert niet. klinker + y)
party > parties

Slide 5 - Diapositive

Wijzigingen in spellingen
Woorden die eindigen op -f(e) >> krijgen +ves in het meervoud.

Wolf > wolves
life > lives

Slide 6 - Diapositive

Woorden met een eigen vorm
Sommige woorden kun je niet in het meervoud zetten door +s toe te voegen. Zij hebben hun eigen meervoudsvorm. Deze moet je uit je hoofd leren:

tooth > teeth (tand - tanden)
man > men (man - mannen)
woman > women (vrouw - vrouwen)

Slide 7 - Diapositive

Woorden met een eigen vorm
child > children (kind - kinderen)
foot > feet (voet - voeten)
mouse > mice (muis - muizen)
goose > geese (gans - ganzen)

Slide 8 - Diapositive

Zet in het meervoud:
hobby

Slide 9 - Question ouverte

Telbare en ontelbare woorden
In het Engels zijn er woorden die telbaar en niet telbaar zijn:
telbaar: pound, song, painting, table.
ontelbaar: money, music, art, luggage, homework.

Voor woorden die telbaar zijn kun je: one, two of three zetten.
Voor ontelbare woorden kan dit niet:
one music, two homework etc.

Slide 10 - Diapositive

Telbare en ontelbare woorden
Het werkwoord achter ontelbare woorden is altijd enkelvoud (zoals achter he/she/it).
Your luggage looks nice!

Andere woorden die bij ontelbare woorden staan, staan ook in het enkelvoud.
Listen up! This information is important.

Slide 11 - Diapositive

Nederlands ev - Engels mv
Sommige woorden staan in het NE in het enkelvoud, maar in het Engels gebruiken we de meervoudsvorm.

My trousers are too long. > Mijn broek is te lang.
His sunglasses are cool > Zijn zonnebril is cool.
Het werkwoord daarna staat ook in het meervoud (zoals they are ook meervoud is).

Slide 12 - Diapositive

Nederlands ev - Engels mv
Alle woorden om het Engels meervoud staan ook in het meervoud.
Trousers (broek), scissors (schaar), jeans (spijkerbroek), shorts (korte broek).

These shorts look great!

Slide 13 - Diapositive

Wat is het meervoud van: t-shirt?
A
t-shirt
B
t-shirts
C
t-shorts
D
t-shirtes

Slide 14 - Quiz

Wat is het meervoud van: party?
A
partyd
B
partys
C
parttys
D
parties

Slide 15 - Quiz

Wat is het meervoud van: t-shirt?
A
tomato
B
tomatos
C
tomaotos
D
tomatoes

Slide 16 - Quiz

Wat is het meervoud van: wife?
A
wifes
B
wife's
C
wives
D
wivees

Slide 17 - Quiz

Wat is het meervoud van: child?
A
childes
B
childs
C
children
D
childrens

Slide 18 - Quiz

Wat is het meervoud van: book?
A
books
B
bookes
C
booken
D
boocs

Slide 19 - Quiz

Wat is het meervoud van: family?
A
family's
B
familys
C
familie's
D
families

Slide 20 - Quiz