Meervoud

Meervoud
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Meervoud

Slide 1 - Diapositive

Doel
Je kunt woorden van het enkelvoud naar het meervoud zetten.

Slide 2 - Diapositive

Wat is het meervoud van book?

Slide 3 - Question ouverte

Meervoud
In het Engels zet je zelfstandige naamwoorden in het meervoud door +s hier aan toe te voegen.

book > books
jacket > jackets
shoe > shoes

Slide 4 - Diapositive

Wijzigingen in spelling
Achter een aantal zelfstandige naamwoorden zet je +es i.p.v. +s.
Deze woorden eindigen op een s-klank of eindigen op een medeklinker + o.

bus > buses
hero > heroes
tomato > tomatoes

Slide 5 - Diapositive

Zet in het meervoud:
hobby

Slide 6 - Question ouverte

Wijzigingen in spelling
Woorden die eindigen op een medelinker + y >>
krijgen +ies in het meervoud.

hobby > hobbies (medeklinker + y)
party > parties

Slide 7 - Diapositive

Wijzigingen in spellingen
Woorden die eindigen op -f(e) >> krijgen +ves in het meervoud.

Wolf > wolves
life > lives

Slide 8 - Diapositive

Woorden met een eigen vorm
Sommige woorden kun je niet in het meervoud zetten door +s toe te voegen. Zij hebben hun eigen meervoudsvorm. Deze moet je uit je hoofd leren:

tooth > teeth (tand - tanden)
man > men (man - mannen)
woman > women (vrouw - vrouwen)

Slide 9 - Diapositive

Woorden met een eigen vorm
child > children (kind - kinderen)
foot > feet (voet - voeten)
mouse > mice (muis - muizen)
goose > geese (gans - ganzen)

Slide 10 - Diapositive