huiswerk 3.3 vraag 28-34

• Wiskunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Welkom 4m6

Ga lekker zitten

Neem je boek, schrift, pen rekenmachine voor je

spoorboekje: 

• nakijken 28-34
  
• afmaken 3.3

huiswerk 3.3 vraag 28-34

a. gelijkzijdige 3hoek (dus hoek A1 = 60^o)

b. 

∠A2=180°−60°=120°

(gestrekte hoek)

c.

∠D=180°−20°−120°=40°

(hoekensom 3hoek)

∠K1=180°−76°−54°=50°

∠N1=180°−76°=104°

∠K2=180°−104°=76°

(hoekensom 3hoek KLN)

(gestrekte hoek)

(hoekensom 3hoek KNM)

∠R=60°

(gelijkzijdige 3hoek PQR)

∠RQT=180°−90°−60°=30°

a.

hoekensom 3hoek  RTQ

b.

∠P=60°

(gelijkzijdige 3hoek PQR)

∠PTS=180°−60°−90°=30°

(hoekensom 3hoek)

∠STQ=180°−30°−90°=60°

c.

(gestrekte hoek)

ABD gelijkbenige driehoek, dus hoek A en hoek B1 gelijk.

Eerst B2 bepalen (gebruik driehoek BCD):

∠D2=180−2⋅78°=24°

∠B2=180°−42°−36°=102°

∠B1=180°−102°=78°

Bereken hoek D2

a Bereken hoek C2

∠C2=180°−90°−77°=13°

(hoekensom 3hoek)

Bekijk driehoek DBC

b Bereken hoek E1

∠A2=∠C1=22°

(gelijkbenige 3hoek AEC)

22°

∠E2=180°−22°−22°=136°

(hoekensom 3hoek)

∠E1=180°−136°=44°

(gestrekte hoek)

136°

Bekijk driehoek ADE:

c Bereken hoek A1

∠A1=180°−90°−44°=36°

bij een parallellogram hoort DRAAISYMMETRIE (180^o)

(draaisymmetrie: kan je een figuur minder dan 360^o draaien zodat hij precies past?) 

b. de hoeken van A passen precies op de hoeken van B

c. de hoeken van A passen precies op de hoeken van D

*

*

*

*

*

*

*

*