Week 11 formeel -en informeel taalgebruik

Lesplanning

Lesdoel
Wat weten we al?
Instructie
Zelfstandig werken



1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lesplanning

Lesdoel
Wat weten we al?
Instructie
Zelfstandig werken



Slide 1 - Diapositive

Nederlands

Formeel
en 
informeel 
taalgebruik

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je wat informeel- en formeel taalgebruik is en wanneer je dit gebruikt.


Waarom? Je praat niet tegen iedereen hetzelfde. Het is goed om te weten in welke situatie je bepaald taalgebruik gebruikt. 

Slide 3 - Diapositive

Formeel- en informeel taalgebruik

Slide 4 - Carte mentale

Tegen wie praat jij formeel en tegen wie praat jij informeel, denk je?

Slide 5 - Question ouverte

Formeel taalgebruik
Zakelijk taalgebruik
Onbekende of oudere mensen
Je baas, docent(en)

Voorbeelden:
Geachte mevrouw,
Met vriendelijke groet,

Slide 6 - Diapositive

Informeel taalgebruik
Persoonlijk taalgebruik
Familie, vrienden

Voorbeelden:
Hallo
Groetjes
Tot snel 

Slide 7 - Diapositive

Wat is informeel taalgebruik?
A
Taal gebruiken die je met je baas spreekt
B
Praten met bijvoorbeeld u, en nette woorden
C
Praten op een correcte manier.
D
Taal gebruiken zoals je gewend bent met familie of vrienden onder elkaar

Slide 8 - Quiz

Wat is formeel taalgebruik
A
met elkaar praten over dagelijkse dingen
B
Netjes met elkaar praten, met u etc.
C
Informatie gevene
D
praten met je gezicht

Slide 9 - Quiz

Wat is een voorbeeld informeel taalgebruik?
A
Beste Sjaak,
B
Groetjes,
C
Met vriendelijke groet,
D
Geachte heer,

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van formeel taalgebruik?
A
Jo! gast fijn je weer te zien!
B
He Henk, ga je naar de winkel?
C
Bedankt voor uw mail.
D
Groetjes..

Slide 11 - Quiz

Ik heb mijn lesdoel behaald en weet het verschil tussen formeel en inforeel taalgebruik en ik denk dat ik dit kan toepassen in opdrachten.
A
Ja, ik begrijp het verschil
B
Nee, ik wil extra instructie

Slide 12 - Quiz