78. Deel 7b, blok 1, week 3 Les 2 percentages

• Rekenen
• Basisschool
• Groep 7

Weet je dit nog?

Hoe reken ik dit uit?

weet je nog

Ik kan met breuken berekeningen maken,

delen door de noemer en vermenigvuldigen met de teller.

Zoals

Er staan 20 auto's op de parkeerplaats. 2/5 deel van de auto's zijn blauw.

Hoeveel blauwe auto's zijn er?

Weet je dit nog?

Reken uit op je wisbord.

Leg aan je schoudermaatje uit hoe je dit hebt gedaan.

• eerst delen door de noemer
• dan vermenigvuldigen met de teller

Nu jij.

Reken uit op je wisbord.

• eerst delen door de noemer
• dan vermenigvuldigen met de teller

Nu jij.

Reken uit op je wisbord.

• eerst delen door de noemer
• dan vermenigvuldigen met de teller

In de winkel zijn producten soms afgeprijsd of krijg je korting erop. Wat betekent dit?

lesdoel

Ik kan met percentages de nieuwe prijs, of de korting uitrekenen.

Zoals 10% korting op een trui van € 50,-

De korting is € 5,- (50 : 10= 5)

Ik betaal € 45,- (50 - 5 = 45)

Manier 1: verhoudingstabel

Manier 2: breuken

Ik krijg 10% korting op de originele prijs.

Moet ik dan meer of minderen betalen?

10% korting

€ 50,-

Hoeveel korting krijg ik dan?

Hoe reken ik dit uit?

Wat moet ik betalen?

10% korting

€ 50,-

Hoeveel kinderen zijn wel eens bij het circus geweest?

Weet je nog?

Welke breuk hoort bij 10%

Welke breuk hoor bij 25%

Welke breuk hoort bij 20%

Wat is de 10% regel?

In de mand zitten 250 appels.

20% van de appels is verrot.

Hoeveel procent van de appels zijn nog goed?

Hoeveel appels zitten er dan in de mand?

gebruik een verhoudingstabel

Stappenplan

Je rekent eerst uit hoeveel 10% is. Je deelt het bedrag door 10.

Dus 250 appels : 10 = 25. Dus 10% is 25 appels.

Dan kan ik uitreken hoeveel 20% korting is.  Je vermenigvuldigt het dan met 2.

Dus 2 x 25 appels is 50 appels.

Reken uit.

Gebruik de 10% regel.

5 % is de helft van 10%

Of gebruik de 1% regel.

Deel het bedrag door 100

en vermenigvuldig het dan met 5

Hoeveel softijsjes zijn er verkocht?

€ ...............

In welke winkel is de jas het goedkoopst?

1. winkel A
2. Winkel B

Hoeveel moet ik nu voor de trui betalen?  € ........

Hoeveel moet ik nu voor het shirt betalen?  € ........

Hoeveel Euro korting krijg ik?

Hoeveel procent korting heb ik gekregen?

Hoe reken ik dat uit?

Deze tas kost € 30,-

Nu voor € 27,-

Vorige week kon je de gitaar nog voor € 120,- kopen.

Hoeveel procent is de gitaar duurder geworden?

Dit reken ik uit met een verhoudingstabel?

€ 126

REKENEN

Deel 7b, blok 1, week 3

Les 2

OPGAVE 1i

We maken opgave 1 samen

dan opgave 2 en 3

10 x plussen

leerkracht.snappet.org