Lesson 6. 17/5

What are we going to do today?
- Grammar revision + check grammar J 
- I stones + ex 21 tm 24 
- Afsluiting 

Lesson goal: At the end of the class you can correctly implement the grammar in 3 sentences 
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

What are we going to do today?
- Grammar revision + check grammar J 
- I stones + ex 21 tm 24 
- Afsluiting 

Lesson goal: At the end of the class you can correctly implement the grammar in 3 sentences 

Slide 1 - Diapositive

Past Simple, Present Perfect & Past Continuous
Past Simple: 

Je maakt de Past Simple: door -ed achter het werkwoord te zetten. (of eerste rijtje onregelmatige ww.) 
Je gebruikt hem als: iets in het verleden gebeurd is en nu afgelopen. Vaak staat er een tijdsbepaling in de zin: yesterday. 
On Wednesday we had dinner at a restaurant. 

Slide 2 - Diapositive

Present Perfect: 

Je maakt de PP met have/has + voltooid deelwoord (of 3de van het rijtje onregelmatige ww.) 
Je gebruikt hem als: iets in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is, te praten over ervaringen tot nu toe of om te zeggen dat iets in het verleden begonnen is en je daar nu resultaat van merkt. 
They won't come because they have missed the bus. 

Slide 3 - Diapositive

Past Continuous: 

Je maakt hem met was/were + hele werkwoord + ing. Je gebruikt de PS om te benadrukken dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was. In NL: waren aan het/ zaten te. 
The aircraft was flying low. 

Slide 4 - Diapositive

Je gebruikt de Past Simple en de Past Continuous samen in 1 zin om aan te geven dat er iets gebeurde (past simple) terwijl iets anders al aan de gang was (past continuous

I was studying for my exams when my mom knocked on the door. 

Slide 5 - Diapositive

I ............ (to study) when my mom ......... (to walk) in the room.
A
was studying, walked
B
studied, was walking

Slide 6 - Quiz

On Wednesday we .......... dinner at a restaurant
A
had
B
have had
C
were having

Slide 7 - Quiz

I ........ worked at the Ulbe since August
A
worked
B
have worked
C
was working

Slide 8 - Quiz

Some, any, every, no & compounds
Some and any betekenen: 'een aantal, enkele & wat'. Woorden die je maakt met some/any: someone, anybody, somebody, anything zijn samengestelde vormen en gebruik je op dezelfde manier. 

Any en samengestelde vormen gebruik je: 
- in de meeste vragen 
- in ontkennende zinnen 

Slide 9 - Diapositive

Some en samengestelde vormen gebruik je: 
- in bevestigende zinnen 
- in vragen waarvan je denkt dat het antwoord 'ja' is. 
- in vragen waarin je iets aanbiedt
Any en every vertaal je beide naar: elk/iedere. Any betekend ieder(e) willekeurige en every betekend: letterlijk elke. 
In plaats van not any kun je ook no gebruiken. No en samengestelde vormen gebruik je om nadruk te leggen. - Nothing (not anything) 

Slide 10 - Diapositive

Do: 
Ex 21 tm 24 

Slide 11 - Diapositive

What did you learn
today?

Slide 12 - Carte mentale