3H_Luistervaardigheid

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Programme

• Luistervaardigheid oefenen
• Woordenschat hoofdstuk 1 herhalen

Luistertoets vrijdag 25 nov.

leren/herhalen:

•     Vocabulaire Chapitre 1 Fa-Ne (p. 48 + 49)
•     Vocabulaire Chapitre 2 Fa-Ne (p. 86 + 87)
•     Getallen (p. 169)
•     Kloktijden (p. 173)
•     Vraagwoorden (p. 168)

Bilan Chap. 1

Welke cijfers zijn de winnende combinatie? (6 cijfers!)

ik had er ... goed

06

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

Vrijdag

Zaterdag

Zondag

Jeudi

Vendredi

Mardi

Dimanche

Mercredi

Samedi

Lundi

00:34

Hoe laat is het?

1. 8u
2. 9u
3. 8:30u
4. 9:30u

00:43

Deze leerling zit in de les...

1. wiskunde
2. geschiedenis
3. Frans
4. tekenen

00:57

Welk vak hebben de leerlingen dadelijk?

1. aardrijkskunde
2. geen vak, ze maken een uitapje
3. sport
4. geschiedenis

01:13

Welke uitspraak is correct?

1. Het is 12u, de leerlingen staan te wachten om naar huis te gaan
2. Het is 12u, de leerlingen staan te wachten om te gaan eten

01:27

Deze jongen is aan het voetballen om...

1. 12:30u
2. 13u
3. hij zegt niet hoe laat het is

01:36

La récré = de pauze... die is om...

1. 14u
2. 14:30u
3. 15u
4. 15:15u

01:47

Wat doen deze meisjes?

1. Ze studeren
2. Ze kletsen
3. Ze maken hun huiswerk
4. Ze chatten

01:54

De school is uit om...

01:47

Het is nu...

1. 16u
2. 16:15u
3. 16:30u
4. 17u

00:57

Hoe laat is het wanneer de leerlingen in de bus zitten?

1. 10u
2. 10:30u
3. 10:15u
4. 11u

00:34

Welke dag zijn we volgens deze leerling?

1. maandag
2. dinsdag
3. woensdag
4. donderdag

Au travail

Woordenschat hoofdstuk 1 herhalen (p. 48 + 49)

Maken: Le Pont, p. 131 ex. 1

cinquante-quatre

douze

soixante-trois

quarante-neuf

trente-cinq

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

Vrijdag

Zaterdag

Zondag

Jeudi

Vendredi

Mardi

Dimanche

Mercredi

Samedi

Lundi

DE TIENTALLEN

Sleep blauw naar rood.

10

20

30

40

50

60

Cinquante

soixante

dix

vingt

trente

quarante

Quand

Qui

Comment

Où

Pourquoi

Qu'est-ce que / que

Wie

Wat

Waar

Wanneer

Hoe

Waarom

Il est deux heures moins le quart.

Il est trois heures cinq.

Il est cinq heures dix.

Il est huit heures vingt-cinq.

Il est huit heures et quart.

Il est dix heures et demie.

Il est six heures moins cinq.

Il est onze heures.