Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs.
Éléments de cette leçon
Het kookpunt van water (100 graden Celsius) en het smeltpunt van ijs (o graden Celsius) worden gebruikt als ijkpunten bij...?
A
Thermometers die koorts kunnen meten
B
Thermometers die in Kelvin aangeven
C
Thermometers die in graden Celsius aangeven
D
Thermometers die kamertemperatuur meten
Slide 1 - Quiz
Aan de grond is de luchtdruk 1000 mbar. Hoe groot is de luchtdruk op een hoogte van 10 km
A
Tussen 0 mbar en 1000 mbar
B
Ook 1000 mbar
C
Groter dan 1000 mbar
Slide 2 - Quiz
In Moskou blijken de barometers 's ochtends ineens erg sterk te dalen. Van 1020 mbar gaat de luchtdruk naar 940 mbar. Wat gaat er gebeuren?
A
Het kleine beetje wolken verdwijnt, het wordt een stralende middag
B
Slecht weer op komst, reken op wind en veel regen
C
De temperatuur gaat veranderen, het wordt kouder dan 6 graden Celsius
Slide 3 - Quiz
Hoe wordt het meetinstrument uit de afbeelding genoemd?
A
Barometer
B
Hygrometer
C
Manometer
D
Kompas
Slide 4 - Quiz
Welke temperatuur wordt ook wel het absolute nulpunt genoemd?
A
0 graden celcius
B
- 173 graden Celcius
C
- 237 gradnen Celcius
D
-273 graden Celcius
Slide 5 - Quiz
Sleep de drie faseovergangen naar de juiste plek
Rijpen
Stollen
Condenseren
Slide 6 - Question de remorquage
Een manometer geeft een waarde van 7 Bar aan bij het meten van de luchtdruk in de band. De luchtdruk buiten is 1 bar. Hoe groot is de absolute luchtdruk in de band?
A
8 bar
B
6 bar
C
7 bar
D
1 bar
Slide 7 - Quiz
Welke temperatuur geeft de thermometer op de afbeelding aan?
A
76 graden Celcius
B
19 Graden Celcius
C
84 graden Celcius
D
21 graden Celcius
Slide 8 - Quiz
Hoe veel graden verschil zit er tussen de temperatuur in Kelvin en in graden Celcius? Noteer alleen een getal.
Slide 9 - Question ouverte
Verbind de juiste naam aan de afbeeldingen
Rijp
Dauw
IJzel
Sublimeren
Slide 10 - Question de remorquage
Wat voor weer wordt het ten noorden van Engeland?
A
Slecht weer
B
Mooi weer
C
Koud weer
D
Warm weer
Slide 11 - Quiz
In de weerkaart staan allemaal getallen om de luchtdruk aan te geven. Welke eenheid hoort hierbij?
A
Bar
B
Pascal
C
Kelvin
D
miliBar
Slide 12 - Quiz
Wat gebeurd er met een bimetaal als deze afkoelt?
A
Hij breekt in stukjes
B
Hij buigt om
C
Hij wordt groter
D
Hij gaat trillen
Slide 13 - Quiz
Wat gebeurt er als een negatieve lading in contact komt met een andere negatieve lading?
A
Ze stoten elkaar af.
B
Ze trekken elkaar aan.
C
Er springt een vonk over.
D
Er gebeurt niks.
Slide 14 - Quiz
Zet de zinnen in de juiste volgorde:
1
2
3
4
De lucht bij de aarde warmt op.
Een bel met warme lucht stijgt op.
Waterdamp condenseert tot kleine druppeltjes
De lucht koelt af.
Slide 15 - Question de remorquage
Tot welke fase behoort mist?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Waterdamp
Slide 16 - Quiz
Wat is geen onderdeel van een vloeistofthermometer?