Zinnen maken NT2 A1

1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Zinnen maken
Mondatok

Slide 2 - Diapositive

Mai óra:
  • I. rész:
  • Hogy alkotunk helyes mondatokat?
  • gyakorlatok
  • bővített mondatok
  • kahoot
  • 2. rész:
  • elöljárószavas igék

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wat is de volgorde van een zin?
Ik ga morgen naar school.
De jongen eet elke dag een appel.
Het meisje leest een boek.
De klas gaat naar gym.

Slide 5 - Diapositive

1. Wie?   Ik/jij/de/de jongen/de klas/jullie/wij..... (3)
2. Doet?  Gaat/speel/pakken/slapen/lopen (het werkwoord)
3. Wanneer?  Morgen/vandaag/elke dag/'s morgens (1)
4. Rest: waar? Naar school/in bed/op straat/naar gym

Slide 6 - Diapositive

Ik loop morgen naar school.
Morgen loop ik naar school.
Naar school loop ik morgen.



1. Wie?   Ik/jij/de/de jongen/de klas/jullie/wij..... (3)
2. Doet?  Gaat/speel/pakken/slapen/lopen (het werkwoord)
3. Wanneer?  Morgen/vandaag/elke dag/'s morgens (1)
4. Rest: Naar school/in bed/op straat/naar gym

Slide 7 - Diapositive

Wat is een goede zin?
A
Yordan gaat morgen naar de film.
B
Naar de film morgen gaat Yordan.
C
Yordan morgen gaat naar de film.
D
Gaat morgen naar de film Yordan.

Slide 8 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Een verhaal schrijft hij op school.
B
Op school hij schrijft een verhaal.
C
Hij schrijft een verhaal op school.

Slide 9 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Elke dag Nader leest een boek.
B
Nader leest elke dag een boek.
C
Een boek Nader leest elke dag.

Slide 10 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Op het bord de juf schrijft een woord.
B
De juf op het bord schrijft een woord.
C
De juf schrijft een woord op het bord.

Slide 11 - Quiz

Denk ook aan...
Hoofdletters
Een hoofdletter staat aan het begin van de zin. Een naam heeft ook een hoofdletter.
Punten
Een punt staat aan het eind van de zin.

Slide 12 - Diapositive

Wat is een goede zin?
A
Ik ga morgen naar de Albert Heijn.
B
Morgen ik ga naar de Albert Heijn.
C
Naar de Albert Heijn ik ga morgen.

Slide 13 - Quiz

Maak de goede zin:
elke dag-Gedion-patat-eet

Slide 14 - Question ouverte

Maak een goede zin:
Morgen-Marin-gaat-naar de bibliotheek.

Slide 15 - Question ouverte

Maak de zin:
gooit-de bal- Sylvia- naar Aylyan

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Ik ga morgen een brood bij de bakker kopen.

1. Onderwerp (wie of wat?) 
2. Persoonsvorm (werkwoord)
 De rest van de zin
Hele werkwoord 

Slide 20 - Diapositive

Ik / ga / morgen / een brood / bij de bakker / kopen

1. Onderwerp (wie of wat?) 
2. Persoonsvorm (werkwoord)
Wanneer?
De rest van de zin 
Hele werkwoord 

Slide 21 - Diapositive

Ik / ga / morgen / een brood / bij de bakker / kopen

Morgen / ga / ik / een brood / bij de bakker / kopen.


1 of 3. Onderwerp (wie of wat?) 
2. Persoonsvorm (werkwoord)
De rest van de zin (wanneer + de rest)
Hele werkwoord 

Slide 22 - Diapositive

goed - mijn broer - voetballen - kan
A
Kan voetballen goed mijn broer.
B
Goed mijn broer kan voetballen.
C
Mijn broer goed voetballen kan
D
Mijn broer kan goed voetballen.

Slide 23 - Quiz

een lekkere taart - bakken - ik - ga
A
Een lekkere taart bakken ik ga.
B
Ik ga een lekkere taart bakken.
C
Een lekkere taart ga bakken ik.
D
Ik bakken een lekkere taart ga.

Slide 24 - Quiz

hij - vanmiddag - een telefoon - kopen - gaat
A
Vanmiddag gaat hij een nieuwe telefoon kopen.
B
Hij kopen vanmiddag een nieuwe telefoon gaat.
C
Hij kopen gaat een nieuwe telefoon vanmiddag.
D
Vanmiddag een nieuwe telefoon hij gaat kopen.

Slide 25 - Quiz

Maak nu zelf een zin met twee werkwoorden.

Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Lien

II. rész
elöljárószavas igék

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

III. rész
tagadás

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

IV. rész
munka szókincs

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

V. rész
Mit csinálok egy nap?

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive