Unit 3 - Grammar

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

If-zinnen
Met een if-zin zeg je:
Als (if) er iets gebeurt, dan kan dat gevolgen hebben.

Er zijn verschillende soorten if-zinnen:
1. if-zin: feiten
2. if-zin: waarschijnlijk
3. if-zin: onecht
4. if-zin: onmogelijk

Slide 2 - Diapositive

If-zin: feiten
Deze if-zin gebruik je als je het over feiten hebt. Als er iets gebeurt dan is het gevolg een feit.
Je gebruikt dan in beide delen van de zin de present simple.
  • If ice cream gets hot, it melts.
  • If you fall into the water, you get wet.


Slide 3 - Diapositive

if-zin: waarschijnlijk
Deze if-zin gebruik je als het gevolg zeer waarschijnlijk is.
Je gebruikt dan in het if-deel van de zin de present simple en in het andere deel will of won’t + het hele werkwoord.
  • If you don’t listen, you will be in trouble.
  • If you forget to call Tim, he will get angry.

Slide 4 - Diapositive

if-zin: onecht
Deze if-zin gebruik je als het gevolg niet echt, maar denkbeeldig is.
Je gebruikt dan in het if-deel van de zin de past simple en in het andere deel would + het hele werkwoord.
  • If I worked with her all day, I would go crazy.
  • If I won the lottery, I would buy a boat.

Slide 5 - Diapositive

if-zin: onmogelijk
Deze if-zin gebruik je als het gevolg niet mogelijk is, omdat je praat over iets in het verleden.
Je gebruikt dan in het if-deel van de zin de past perfect en in het andere deel would of could + have + een voltooid deelwoord.
  • If I had known about it, I would have warned you.
  • If I had studied more, I would have passed the test.

Slide 6 - Diapositive

Het if-deel van de zin kan ook aan het eind komen:
  • Ice cream melts if it gets hot.
  • I would have passed the test if I had studied more.

Slide 7 - Diapositive

If you rest, you ... (to feel) better.

if-zin: waarschijnlijk
Je gebruikt dan in het if-deel van de zin de present simple en in het andere deel will of won’t + het hele werkwoord.

Slide 8 - Question ouverte

If I owned a zoo, I ... (to let) people interact with the animals more.

if-zin: onecht
Je gebruikt dan in het if-deel van de zin de past simple en in het andere deel would + het hele werkwoord.

Slide 9 - Question ouverte

If I had cleaned the house, I ... (to go) to the movies.
if-zin: onmogelijk
Je gebruikt dan in het if-deel van de zin de past perfect en in het andere deel would of could + have + een voltooid deelwoord.

Slide 10 - Question ouverte

De woorden in een Engelse zin hebben een vaste volgorde:

Slide 11 - Diapositive

Woordvolgorde
Je zet in een zin alle werkwoorden achter elkaar:
  • I will call you tomorrow. > Ik zal jou morgen bellen.
  • Maar, een bijwoord mag wel tussen de werkwoordsvormen:
  • I will never call you. > Ik zal jou nooit bellen.
Plaats en tijd kunnen ook vooraan in de zin staan. Staan ze bij elkaar, dan altijd plaats voor tijd.
Ook als de tijd vooraan staat, blijft de volgorde: eerst onderwerp, dan werkwoorden.
  • Yesterday he called me. > Gisteren belde hij me op.

Slide 12 - Diapositive

Zet de onderdelen van de zin in de juiste volgorde. 
(denk aan de juiste volgorde:
onderwerp - hulpwerkwoord - bijwoord - hoofdwerkwoord - meewerkend en lijdend voorwerp - plaats - tijd - rest)
You
to give
a refund
never
customers
allowed
are

Slide 13 - Question de remorquage

Welke zin heeft de juiste woordvolgorde?
A
Georgie always works at reception on Fridays.
B
Georgie works always at reception on Fridays.

Slide 14 - Quiz

Welke zin heeft de juiste woordvolgorde?
A
Tell me all about your first day at work now.
B
Tell me now all about your first day at work.

Slide 15 - Quiz

Welke zin heeft de juiste woordvolgorde?
A
I’m worried I will be late for my exams this morning.
B
I’m worried I will be late this morning for my exams.

Slide 16 - Quiz

Welke zin heeft de juiste woordvolgorde?
A
The team manager will be tomorrow back.
B
The team manager will be back tomorrow.

Slide 17 - Quiz

Could, should, would
Could, should of would kun je gebruiken in beleefde taal.
Je kunt beleefd een verzoek doen, een advies geven of iets wensen.
could + hele werkwoord > het is mogelijk: zou(den) kunnen

Beleefd verzoek  
  • Could you call the manager?
  • Could I use your phone?




Slide 18 - Diapositive

Could, should, would
should + hele werkwoord > advies: zou(den) (eigenlijk) moeten

Advies
  • You should call the manager.
  • You shouldn’t call him.




Slide 19 - Diapositive

Could, should, would
would + hele werkwoord > wens: zou(den) en zou(den) willen
Wens
  • It would be nice.
  • Would you help us?
Let op:
would + hele werkwoord > wens: zou(den) en zou(den) willen
would like to = zou graag willen
  • I would like to be your colleague.






Slide 20 - Diapositive

... you please open the door for me?
A
could
B
would
C
should

Slide 21 - Quiz

I ... like to go to Berlin some time.
A
could
B
would
C
should

Slide 22 - Quiz

I think you ... call the manager.
A
could
B
would
C
should

Slide 23 - Quiz

... you mind moving your bag?
A
could
B
would
C
should

Slide 24 - Quiz

Studiemeter
  • Unit 3 
  • Grammar exercises

Done? Need extra practise?
First Aid Course English

Slide 25 - Diapositive