Oefenvragen Thema 7 Opslag, uitscheiding en bescherming

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 4

Thema 7 Opslag, uitscheiding en bescherming 

Oefenvragen

7.1 Een constant inwendig milieu

De koolstofdioxide in je bloedplasma bevindt zich in het ... milieu

1. Inwendig milieu
2. Uitwendig milieu

Waar hoort urine bij?

1. Inwendig milieu
2. Uitwendig milieu

Een blaar bestaat uit weefselvloeistof, is dit het inwendige of het uitwendige milieu?

1. Inwendig milieu
2. Uitwendige Milieu?

Waar hoort de inhoud
van je darmen bij?

1. Inwendig milieu
2. Uitwendig milieu

De lucht in je longen wordt bij het ... .....milieu gerekend.

1. Inwendig milieu
2. Uitwendig milieu

Met welk nummer wordt het proces van reserves aanvullen aangegeven?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Met welk nummer wordt het proces van uitscheiden aangegeven?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Met welk nummer wordt het proces van voedsel opnemen aangegeven?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Welk orgaan is geen uitscheidingsorgaan

1. Longen
2. Nieren
3. Maag
4. Huid

Hieronder zie je organen uit het menselijk lichaam en de bijbehorende functies. Verbindt het juiste orgaan met de functie

afgifte van warmte

afgifte van urine

opslag van vet

opslaan van glycogeen

uitscheiden van ureum

huid

lever

nieren

pijpbeenderen

urineblaas

7.2 De lever

Wat doet gal?

1. Vet druppels vergroten
2. Vet druppels verkleinen
3. Vet verwijderen
4. Vet maken.

Functies van de lever:

De lever kan voedingsstoffen zoals eiwitten omzetten in .....

glycogeen

gal

ureum

alchol, drug en medicijnen

de lever kan schadelijke stoffen zoals ...............  afbreken

de lever breekt overtollige eiwitten af, bij dit proces ontstaat ...........

De lever produceert ......... en dit helpt bij het afbreken van vet.

De lever kan de glucosegehalte op pijl houden door ................ om te zetten naar glycogeen

fibrogeen

7.3 De nieren

Bij een nierbekkenontsteking is de wand van een nierbekken ontstoken. Dit kan worden veroorzaakt door bacteriën die via de urinewegen van buiten in het lichaam zijn gekomen. Door welke vier delen zijn deze bacteriën achtereenvolgens gegaan?

Urineleider

Urinebuis

Urineblaas

Nierbekken

Nieren : sleep de onderdelen naar de juiste plaats

Niermerg

nierschors

urineleider

nierslagader

nierader

nierbekken

Hoe krijgen de nieren zuurstofrijk bloed?

1. Door de nierader
2. Door de poortader
3. Door de nierslagader
4. Door de nierhaarvaten

Wat is de functie van onderdeel 6?

1. Voert urine af naar de urineblaas
2. Urine wordt hier tijdelijk opgeslagen
3. Voert urine af uit het lichaam
4. Al het bovenstaande

wat is de functie van het nierbekken?

1. Filteren van bloed
2. Filteren van urine
3. Verzamelen van urine

In afbeelding 10 zie je de nieren met de urinewegen en de aan- en afvoerende bloedvaten. De pijlen geven de stroomrichting van het bloed aan. Het ureumgehalte wordt gemeten. Op welke plaats zal het ureumgehalte het hoogst zijn?

1. Op plaats 1
2. Op plaats 2
3. Op plaats 3
4. Op plaats 4

7.4 De huid en het onderhuidse bindweefsel

is je huid een orgaan?

1. ja
2. nee

De opperhuid bestaat uit:

1. Kiemlaag en onderhuids bindweefsel
2. kiemlaag en onderhuids bindweefsel
3. Hoornlaag en Kiemlaag
4. Hoornlaag en onderhuids bindweefsel

In welk deel van het lichaam slaat een mens reservestof vooral op?

1. kiemlaag
2. lederhuid
3. in het onderhuidse bindweefsel
4. opperhuid

Van welke huidlaag is het voedsel van de huisstofmijt afkomstig?

1. lederhuid
2. kiemlaag
3. hoornlaag

Je ziet iemands huid op twee momenten. Piet doet de volgende uitspraak: De bloedvaten in de huid zijn het wijdst op de tekening rechts. Klopt Piet zijn uitspraak?

1. Ja
2. Nee

Klopt de volgende bewering over de afbeelding:

Op het rechterplaatje is de zweetproductie in het lichaam het grootst.

1. Ja
2. Nee

Hieronder staan 3 beweringen over de huid
Je ziet iemands huid op 2 momenten

Plaats de beweringen bij het juiste moment

De bloedvaten in de huid zijn het wijdst

de warmteproductie door het lichaam is het grootst

de zweetproductie is het grootst

Je loopt naar buiten en krijgt het koud.
Wat gebeurt er in je huid?
De huid wordt

1. Bloedvaatjes worden wijd, spieren trekken samen
2. Bloedvaatjes worden nauw, spieren trekken samen
3. Bloedvaatjes worden wijd, zweetklieren produceren zweet
4. Bloedvaatjes worden nauw, zweetklieren produceren zweet

De huid voorkomt uitdroging. De huid blijft soepel door _____

1. Zweet
2. Vocht
3. Talg
4. Slijm

                    7.5 Afweer

Ziekteverwekkers
Rauw vlees, vooral van kippen en varkens, kan besmet zijn met ziekteverwekkende bacteriën zoals Salmonella en Campylobacter. In het verteringskanaal kunnen deze bacteriën diarree veroorzaken. Gelukkig worden de meeste van deze bacteriën voor die tijd gedood.
Hoe worden deze bacteriën gedood?

1. Ze kunnen niet door de hoornlaag heendringen
2. Ze kunnen niet tegen maagsap
3. Ze worden door witte bloedcellen vernietigd

Je hebt griep gehad en bent genezen.
Hoe heet dit?

1. Kunstmatige immuniteit
2. Natuurlijke immuniteit

Wat krijg je bij een inenting toegediend?

1. witte bloed cellen
2. stoffen die de ziekte bestrijden
3. een verzwakt of dode ziekteverwekker
4. extra vitamines

Gele koorts is een ziekte die wordt veroorzaakt door een virus. Dat virus wordt overgedragen door muggensoorten
Ongeveer een week na infectie met het virus gaat het lichaam antistoffen tegen het virus maken. Een patiënt is na genezing levenslang immuun.
Kaj werd in Afrika besmet. Lijn R in de grafiek van afbeelding 6 toont de vorming van antistoffen in zijn bloed. Een jaar later wordt Kaj weer besmet. Welke lijn toont de vorming van antistoffen na deze 2e infectie?

1. Lijn P
2. Lijn Q
3. Lijn S

Welk bloedonderdeel zorgt voor de afweer van ziekteverwekkers?

1. bloedplasma
2. rode bloedcellen
3. bloedplaatjes
4. witte bloedcellen

Antistoffen zijn specifiek. Wat betekent dat?

1. Ze werken alleen tegen kanker
2. Ze werken tegen één soort ziekteverwekker
3. Geen één antistofmolecuul is hetzelfde
4. Ze werken tegen allerlei ziekteverwekkers

Antistoffen worden gemaakt door

1. Witte bloedcellen
2. Levercellen
3. Ziekteverwekkers

Wat doen antistoffen?

1. Plakken aan de ziekteverwekker
2. Eten de ziekteverwekker op
3. Die zorgen ervoor dat je ziek wordt
4. Dat zijn ziekteverwekkers

Antibiotica werkt bij

1. Virussen
2. Schimmels
3. Bacteriën
4. Voetschimmel

Na inenting met een mazelenvaccin ontstaat immuniteit.
Naar aanleiding van deze inenting worden twee uitspraken gedaan:

1. Het vaccin bevat dode of verzwakte ziekteverwekkers
2. Deze inenting heeft immuniteit tot gevolg.

Welke van deze uitspraken zijn juist?

1. Alleen uitspraak 1
2. Alleen uitspraak 2
3. Zowel uitspraak 1 als uitspraak 2
4. Uitspraak 1 en uitspraak 2 zijn beide onjuist