4.8 bijwoord en bijv naamwoord

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Herhalen
Welke bijwoorden zijn er ook alweer?

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Bedenk een korte zin met
een bijwoord van tijd.

Slide 4 - Question ouverte

Maak een zin met het woord 'heel' als bijwoord.

Slide 5 - Question ouverte

Bedenk een korte zin met een bijwoord van ontkenning.

Slide 6 - Question ouverte

Bedenk een korte zin met een bijwoord van hoeveelheid.

Slide 7 - Question ouverte

Les 2
bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Met die SCHERPE klauwen jaagt een kat goed.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Quiz

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Deze kat vangt SNEL muizen.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Quiz

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
De kleine turnster springt EXTREEM hoog.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quiz

De opdracht was heel leuk.
Heel?
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 17 - Quiz

Dat is een moeilijke opdracht.
Moeilijke?

A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 18 - Quiz

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Quiz

Waar zegt het bijwoord iets over?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bijwoord

Slide 20 - Quiz

Wat is het grote verschil tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Question ouverte

Ik kan het verschil tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord herkennen.
0100

Slide 22 - Sondage