Mijn proefles

Oefentoets Nederlands
H3, H4 en H5
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets Nederlands
H3, H4 en H5

Slide 1 - Diapositive

Hoofdstuk 3

Slide 2 - Diapositive

Wanneer gebruik je een koppelteken?

A
Bij samenstellingen die anders onoverzichtelijk worden.
B
Bij een samenstelling met een meervoud op -en-
C
Bij een bijvoeglijke naamwoord.

Slide 3 - Quiz

Is het weglatingsstreepje hier goed gebruikt? kleine- en grote bedragen.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Is het koppelteken hier goed gebruikt? AOW-leeftijd.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Hoofdstuk 4

Slide 6 - Diapositive

Wanneer voeg je een -s- aan de samenstelling toe?
A
Als je in een samenstelling een -s- hoort.
B
Als het 2e deel een bijvoeglijk naamwoord is.
C
Als het 2e deel eindigt op -en-

Slide 7 - Quiz

Wat moet je doen als het 2e deel van de samenstelling met een -s- klank begint?
A
Vervang het 2e deel door een woord dat niet met een -s- begint.
B
Kijk of het 1e deel eindigt op -en-
C
Vervang het 2e deel door een woord dat met een -s- begint.
D
kijk naar de vervanging of je daar een -s- hoort.

Slide 8 - Quiz

Wanneer voeg je -en- toe aan een samenstelling?

Slide 9 - Question ouverte

Hoofdstuk 5

Slide 10 - Diapositive

Wanneer gebruik je een kleine letter aan het begin van een zin?

A
Windstreken
B
Provinciën
C
Namen
D
Dagen van de week

Slide 11 - Quiz

Wanneer schrijf je een hoofdletter?

A
Bij feesten.
B
Bij eigennamen.
C
Bij tijden
D
Aan het begin van een zin.

Slide 12 - Quiz

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

A
Bij namen
B
als je het woord zelf niet bedoelt maar de betekenis.
C
Bij directe rede/citaten.
D
Bij indirecte rede/citaten.

Slide 13 - Quiz

Dit was de quiz.

Slide 14 - Diapositive