Op niveau blok 1 over taal.

Woordenschat
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woordenschat

Slide 1 - Diapositive

Wat doe jij als je een moeilijk woord in een tekst tegenkomt?

Slide 2 - Question ouverte



Stappenplan moeilijke woorden

  • Als je een tekst leest, kom je altijd wel woorden tegen die  je niet kent.
  • Soms begrijp je daardoor de tekst niet goed. 
  • Gebruik dan het stappenplan moeilijke woorden om achter de betekenis van het woord te komen

Slide 3 - Diapositive

Stappenplan moeilijke woorden

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn synoniemen?

Slide 5 - Question ouverte

Synoniemen 

Woorden die hetzelfde betekenen, noem je synoniemen. Bijvoorbeeld smerig en vies of snel en vlug
Als je synoniemen kent, hoef je niet steeds hetzelfde woord voor het hetzelfde te gebruiken. Dat maakt je teksten leuker en vaak ook beter.

Maar let op: deze soort woorden betekenen niet altijd precies hetzelfde. Giechelen is bijvoorbeeld lachen, maar zacht lachen. Schateren is heel hard lachen.

Slide 6 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een synoniem.

Slide 7 - Question ouverte

Wat zijn samenstellingen?

Slide 8 - Question ouverte

Geef een voorbeeld van een samenstelling.

Slide 9 - Question ouverte

Samenstellingen
Je hebt geleerd dat je nieuwe woorden kunt maken door twee of meer woorden aan elkaar te plakken. Bijvoorbeeld:
Een taart met vruchten = vruchtentaart 
Hotel met drie sterren = driesterrenhotel. 
Een woord dat uit twee of meer woorden bestaat, noem je een samenstelling. Kijk bij een lang woord uit welke woorden het woord bestaat, dan begrijp en onthoud je het woord vaak beter.

Slide 10 - Diapositive

Uitdrukkingen 

Aan iemands lippen hangen en het komt me de neus uit. 
De Nederlandse taal zit vol met zulke uitdrukkingen. De uitdrukkingen maken de taal leuk, maar soms ook moeilijker. 
Uitdrukkingen zijn voorbeelden van figuurlijke taal: de woorden worden in een andere betekenis gebruikt.

Slide 11 - Diapositive

Zo zoek je een uitdrukking op in het woordenboek: 

Kies het belangrijkste woord van de uitdrukking. 
Zoek dat woord op. 
Heb je de uitdrukking niet gevonden? Zoek dan bij een ander woord in de uitdrukking.

Aan iemands lippen hangen

Slide 12 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een spreekwoord of uitdrukking.

Slide 13 - Question ouverte

Opdracht
Lees de theorie en maak: blok 1, over taal, opdr. 1 t/m 10 (ook de theorie).

Afmaken: blok 1 en 2 grammatica en spelling.

Slide 14 - Diapositive

Succes!

Slide 15 - Diapositive