Linking Words

Linking words
Grammar
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Linking words
Grammar

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn linking words?

Slide 2 - Question ouverte

Welke linking words ken je (in het Engels?)

Slide 3 - Carte mentale

Leerdoel:
Je kunt linking words op de juiste manier gebruiken.

Slide 4 - Diapositive

Resultaat/ gevolg
Contrast/tegenstelling

Toegeven
Voorbeelden geven
Voorwaarde benoemen
Anders
Versterken
Toevoegen
Reden geven
Overeenkomst
accordingly
admittedly
after all
anyway
consequently
but
despite
even so
for instance
furthermore
indeed
in spite of
in the same way
moreover
on the contrary
similarly
unless
whereas
whether
yet

Slide 5 - Question de remorquage

Probleem
We kunnen niet zomaar elk woord gebruiken wanneer we willen.

Slide 6 - Diapositive

Kies het juiste woord voor de gap:
I love ice cream ___ my sister hates is.
A
anyway
B
even so
C
on the contrary
D
whereas

Slide 7 - Quiz

Kies het juiste woord voor de gap:
I wanted to go outside, ___ it started raining.
A
but
B
because
C
when
D
even though

Slide 8 - Quiz

Kunnen ze allemaal?
Ja, alleen de betekenis van de zin verandert.

Slide 9 - Diapositive

Betekenis:
  • I wanted to go outside, but it started raining.
    Maar het begon te regenen impliceert dat je dus niet meer naar buiten ging.

  • I wanted to go outside, because it started raining.
    Geeft een reden aan waarom je naar buiten wilde.

  • I wanted to go outside, when it started raining.
    Geeft aan dat het begon te regenen, maar verder niets.

  • I wanted to go outside, even though it started raining.
    Ondanks de reden wilde je nog steeds naar buiten.

Slide 10 - Diapositive

Dezelfde betekenis / gebruik
Soms hebben voegwoorden dezelfde betekenis en/of gebruik je ze op dezelfde manier.

Slide 11 - Diapositive

Bijvoorbeeld: informatie toevoegen
  • furthermore (verder, bovendien)
     moreover (bovendien, daarbij)

    He's intelligent. Furthermore / Moreover, he's handsome and amusing.

Slide 12 - Diapositive

Bijvoorbeeld: overeenkomst aangeven
  • in the same way (op dezelfde manier)
     similarly (op dezelfde manier, evenzo)

    Fuel prices have fallen. In the same way, / Similarly, the cost of living has gone down.

Slide 13 - Diapositive

Andere betekenis/gebruik

Slide 14 - Diapositive

Resultaat / Gevolg aankondingen
  • accordingly (dus, derhalve, zodoende)
    He needs to lose weight. Accordingly, he's stopped eating junk food.

  • consequently (als gevolg daarvan)
    The teacher was ill. Consequently, the lesson was cancelled.

Slide 15 - Diapositive

Contrast / Tegenstelling
  • anyway (toch): He know he shouldn't do it, but he has done it anyway. (contrast, vaak in combinatie met but)

  • but (maar): He know he shouldn't do it, but he has done it anway. (tegenstelling: twee zinnen aan elkaar verbinden)

  • even so / yet (ondanks dat): He is a bad player. Even so / Yet, he won the match. (contrast: altijd aan begin van een zin)

  • in spite of (ondanks): He still leads an active life in spite of his age. (contrast: strookt niet helemaal met het vorige)

  • on the contrary (integendeel): He's not a bad player. On the contrary, he is superb! (tegenstelling: bewering weerleggen)

  • whereas (terwijl): Some of the studies showed positive results, whereas others didn't. (contrast: vergelijkingen)

Slide 16 - Diapositive

Lastig?
Ja en nee..
Hoe meer je oefent met Engels, hoe makkelijker het wordt.

Ook een kwestie van leren (pagina 117 van je Reference)

Slide 17 - Diapositive

Ik kan voegwoorden in een Engelse zin toepassen.
Ja
Nog niet helemaal, maar heb geen hulp nodig.
Nog niet helemaal en wil graag hulp.
Ik snap er helemaal niets van.

Slide 18 - Sondage