H9.1 Reactiesnelheid

H9.1 Reactiesnelheid
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H9.1 Reactiesnelheid

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Na afloop van de les kan je:
  • benoemen van welke factoren de reactiesnelheid afhankelijk is en een verklaring geven met behulp van het botsende‑deeltjesmodel of de activeringsenergie;
  • het energiediagram van een reactie schetsen en/of aflezen;
  • de invloed van een katalysator weergeven in een energiediagram;
  • de reactiesnelheid berekenen aan de hand van een tabel of diagram met meetgegevens.

Slide 2 - Diapositive

Reactiesnelheid
Reactiesnelheid is de snelheid waarmee een reactie verloopt.

Een reactie kan heel snel verlopen.
Bijvoorbeeld een explosie.

Een reactie kan ook langzaam verlopen.
Bijvoorbeeld roesten van ijzer.






Slide 3 - Diapositive

Reactietijd
De reactietijd is de tijd waarin een reactie plaats vindt.

Magnesium + zoutzuur —> magnesiumchloride + waterstofgas




Wanneer evenveel poeder of lint wordt gebruikt ontstaat evenveel waterstofgas. Maar welke reactie gaat sneller en waarom?

Slide 4 - Diapositive

Reactiesnelheid vs reactietijd

Slide 5 - Diapositive

Factoren
De volgende factoren beïnvloeden de reactiesnelheid:
De concentratie, De temperatuur, De verdelingsgraad
De bovenstaande factoren kunnen worden verklaard met het
botsende deeltjes model.
De volgende factoren beïnvloeden de reactiesnelheid ook:
De aard van de beginstoffen, Een katalysator
Deze factoren kunnen niet worden verklaard met het botsende
deeltjes model maar met het verlagen van de activeringsenergie.


Slide 6 - Diapositive

Effectieve botsing
Een reactie kan alleen plaatsvinden wanneer een botsing
effectief is. Dit betekent dat wanneer twee deeltjes met elkaar
botsen, twee nieuwe deeltjes ontstaan.

Slide 7 - Diapositive

Ineffectieve en effectieve botsingen

Slide 8 - Diapositive

1) Concentratie
  • Hoe kleiner de concentratie, hoe minder deeltjes in dezelfde hoeveelheid vloeistof of gas.
  • Hoe minder deeltjes, hoe minder effectieve botsingen.
  • Hoe minder effectieve botsingen, hoe lager de reactiesnelheid.
Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.

Beantwoord altijd volgens deze drie stappen.



Slide 9 - Diapositive

2) Temperatuur
  • Hoe lager de temperatuur, hoe langzamer de moleculen bewegen.
  • Hoe langzamer de moleculen bewegen, hoe minder effectieve botsingen.
  • Hoe minder effectieve botsingen, hoe lager de reactiesnelheid.
Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.

Beantwoord altijd volgens deze drie stappen.



Slide 10 - Diapositive

3) De verdelingsgraad
  • Hoe groter de verdelingsgraad, hoe groter het oppervlakte.
  • Hoe groter het oppervlakte, hoe meer effectieve botsingen.
  • Hoe meer effectieve botsingen, hoe groter de reactiesnelheid.
Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.

Beantwoord altijd volgens 
deze drie stappen.



Slide 11 - Diapositive

Maak opgave 3

Slide 12 - Diapositive

Antwoord opgave 3

Slide 13 - Diapositive

4) Aard van de beginstoffen
Magnesium reageert sneller met zoutzuur dan zink. Bij magnesium is blijkbaar minder energie nodig om de geactiveerde toestand te bereiken.

Slide 14 - Diapositive

5) Katalysator
Een katalysator is een stof die de reactie versneld, maar niet wordt
verbruikt tijdens de reactie.
Na de reactie heb je de katalysator dus weer terug.

Maakt het uit hoe duur een katalysator is?
Een katalysator verlaagd de activeringsenergie

Een biologische katalysator wordt enzym genoemd.


Slide 15 - Diapositive

Maak opdracht 6

Slide 16 - Diapositive

Antwoord opdracht 6

Slide 17 - Diapositive

Reactiesnelheid berekenen
De reactiesnelheid wordt berekend met de volgende formule:





Zie voorbeeld 1 en 2 in het boek op blz. 36 en 37.



Slide 18 - Diapositive

Huiswerk
Maak de volgende opdrachten:
Lees H9.1 (blz. 34-37)
Maak de vragen 1 t/m 9 (blz. 38-39)
Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt hebt.
Maak een notitie van de vragen die je niet snapte of waarvan
je meer uitleg wil hebben.
Stel deze vragen de volgende les.




Slide 19 - Diapositive