Terugblik GGZ-A

Iemand die manisch is heeft (een)
A
angststoornis
B
schizofrenie
C
stemmingsstoornis
D
persoonlijkheidsstoornis
1 / 36
suivant
Slide 1: Quiz
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Iemand die manisch is heeft (een)
A
angststoornis
B
schizofrenie
C
stemmingsstoornis
D
persoonlijkheidsstoornis

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In een therapeutisch milieu
A
Blijf je in je eigen wereld
B
Kies je zelf met wie je in een groep zit
C
Leer je van elkaar
D
Zitten mensen met zo verschillend mogelijke problemen

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een signaleringsplan helpt bij
A
Iemand die chronische problemen heeft
B
Iemand die geen problemen heeft
C
Iemand die niet geholpen wil worden
D
Iemand die nooit eerder problemen heeft gehad

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Draaglast =
A
Wat je in je leven aankunt
B
Wat je in je leven aan leuke ervaringen krijgt
C
Wat je in je leven aan nare ervaringen krijgt
D
Wat je in je leven de moeite waard vindt

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Stigma=
A
Een denkbeeldig stempel
B
Een vieze wond
C
Iemand uitlachen
D
Scheiding tussen persoonlijkheden

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In DSMV wordt beschreven
A
Hoe je iemand moet behandelen
B
Hoe lang iemand behandeld moet worden
C
Welke medicijnen iemand moet krijgen
D
Welke verschijnselen bij een ziekte horen

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Suïcide is een ander woord voor
A
Schizofrenie
B
Smetvrees
C
Suikerziekte
D
Zelfmoord

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Depressie is een
A
Angststoornis
B
Persoonlijkheidsstoornis
C
Stemmingsstoornis
D
Eetstoornis

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dementie
A
Heeft een traag verlopend proces
B
Is een psychiatrische stoornis
C
Tast het lange termijn geheugen aan
D
Treedt acuut op

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

PAAZ staat voor
A
Patient Algemeen Acute Zaken
B
Praat Algemeen Acceptabel Zakelijk
C
Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis
D
Psychiatrische Aandoening Algemeen Ziekenhuis

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De WVGGZ is voor mensen die
A
een gevaar opleveren voor de maatschappij
B
in de zorg werken
C
psychiatrische problemen hebben en een gevaar opleveren
D
psychiatrische problemen hebben

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een ander woord voor bipolaire stoornis is
A
depressie
B
manie
C
manisch depressieve stoornis
D
obsessief convulsieve stoornis

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een enkelvoudige fobie ben je bang voor
A
1 specifiek voorwerp/situatie
B
afwijzing
C
iets wat in je verleden is gebeurd
D
kan van alles zijn

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand die hypochondrisch is heeft last van
A
achterdocht
B
angst om een ernstige ziekte te hebben
C
angst om in sociale situaties te komen
D
stemmingswisselingen

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een ander woord voor psychofarmaca is
A
Dingen zien die er niet zijn
B
iemand die niet goed is in zijn hoofd
C
Iemand die een gevaar is voor zichzelf en zijn omgeving
D
medicijnen voor psychiatrische stoornissen

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slaapwandelen is een vorm van
A
insomnie
B
parasomnie
C
restless legs
D
slaapapneu

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanen zijn
gedachten die niet overeenkomen met de werkelijkheid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een auditieve hallucinatie ziet iemand dingen die er niet zijn
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Psychoses kunnen ontstaan door drugsgebruik
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Onvruchtbaarheid kan een gevolg zijn van Anorexia
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Piet heeft het idee dat hij op straat achtervolgt wordt. Ook is hij ervan overtuigd dat iedereen over hem praat. Piet heeft last van een
A
Waan
B
Hallucinatie

Slide 21 - Quiz

Waan:
Wanen  stoornis in het denken
Achtervolging of jaloezie
Een waan is een denkbeeld of overtuiging die niet op de werkelijkheid berust, maar waar een persoon heilig in gelooft. Ook als er genoeg bewijs is voor het tegendeel houdt de persoon vast aan zijn overtuiging. Zij hebben dan geen besef meer van de realiteit. Voorbeelden daarvan zijn de achtervolgingswaan of de jaloersheidswaan.
Hallucinatie
Hallucinaties zijn zintuiglijke waarnemingen van dingen die er in werkelijkheid niet zijn. De zintuiglijke waarneming is verstoord. Mensen ruiken, horen, zien, proeven of voelen dingen, zonder dat er hier een reden voor is. Tijdens een psychose worden vaak stemmen gehoord of ziet men een verschijning
Bij (eetstoornis) B.E.D. staat de B voor
A
Braken
B
Boulimia
C
Binge

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen Boulima en Binge eating disorder
A
Hoeveelheid eten
B
Compensatie gedrag
C
het gewicht van de persoon in kwestie

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord hoort NIET thuis in het rijtje bij:
Valkuilen bij begeleiding emotionele problemen
A
Oplossen
B
Beoordelen/veroordelen
C
Vergelijken
D
Luisterend oor bieden

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een psychose heeft iemand last van
A
Eetbuien
B
Fobieën
C
Stemmingswisselingen
D
Waanideeën

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De diagnose schizofrenie krijg je wanneer je
A
Een gevaar bent voor je omgeving
B
Heel angstig bent
C
Psychotisch bent
D
Vaker of langdurig psychoses hebt

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een voorbeeld van een waan is
A
Denken dat je wordt vergiftigd
B
Gif in je thee proeven
C
Kruiden mengen tot een giftig drankje
D
Bang zijn voor spinnen

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een voorbeeld van een hallucinatie is
A
Beestjes voelen kruipen over je huid
B
Denken dat iemand beestjes in je huis heeft losgelaten
C
Denken dat je een hond ziet lopen maar later blijkt dat een kat te zijn
D
Een bijzondere lichaamshouding aannemen

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand die schizofreen is...
A
Kan niet meer werken
B
Kan nooit herstellen
C
Moet leren leven met zijn kwetsbaarheden
D
Moet zich kwetsbaar opstellen

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als verpleegkundige/verzorgende let je bij iemand met een psychose op
A
Draagkracht en draaglast
B
Werking en bijwerking van medicijnen
C
Wat iemand nog wel kan
D
Ziekte-inzicht

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een symptoom van een depressie kan zijn
A
Dwangmatig dingen controleren
B
Wisselende stemmingen hebben
C
Denken dat je Jezus bent
D
Moeite hebben met keuzes maken

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

online begeleiding
Electrische schokken worden opgewekt om de stemming te verbeteren
Gesprekken met psychotherapeut
therapie door middel van medicijnen
Therapie waarbij via het het gedrag en gedachten centraal staan
zorg op afstand
Electroconvulsietherapie
Psychotherapie
Farmacologische therapie
Cognitieve therapie

Slide 32 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Palliatieve zorg...
A
wordt alleen geboden in de thuiszorg
B
is gericht op genezing
C
is de laatste 3 maanden van je leven
D
is zorg als je niet meer beter wordt

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Suïcide is een ander woord voor
A
Schizofrenie
B
Smetvrees
C
Suikerziekte
D
Zelfmoord

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is zijn de kenmerken bij een borderline persoonlijkheidsstoornis?
A
Weinig contact met anderen en leven vaak geïsoleerd
B
Moeite met aangaan en in stand houden van relaties en zijn vaak impulsief
C
Dwangmatig handelen en onzelfstandig

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Was je tevreden met wat je nog wist?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions