Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
formuleerfouten
Welke vormen van dubbelop kun je benoemen?
Slide 1 - Diapositive
FORMULEREN
Slide 2 - Diapositive
Wat is dubbel? Aan dat gepraat over voetbal op zondagavond heb ik een hekel aan. Ik heb geen geld om mee te gaan, maar ik heb er ook geen tijd voor ook.
Slide 3 - Question ouverte
Slide 4 - Diapositive
Wat is dubbel? Wij hebben nooit geen problemen De schoolleiding wil voorkomen dat er geen introducees op het feest komen. Vergeet ook niet om hun helm niet op te zetten. Het KNMI raadt ons af de weg niet op te gaan.
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Diapositive
Hij werd met pracht en praal begraven. Mijn been is bont en blauw. Misschien dat ze er wellicht nog achter komen. Door de regen kon je de overkant bijna haast niet meer zien. We hadden de catalogus reeds weken van tevoren al in huis.
Slide 7 - Question ouverte
Slide 8 - Diapositive
Deze zomer hadden wij de parasol wel nodig tegen de hete tropenzon. Vorige week heeft hij zijn werk weer hervat. De witte sneeuw bedekte de groene heuvels. Als de vuilniswagen voorbij komt, hangt er altijd een vieze stank.
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Zij ontkende in alle toonaarden dat zij niets met de diefstal te maken had.
A
Contaminatie
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning
Slide 15 - Quiz
•Over de jaloersmakende vakantie in Italië van afgelopen zomer praten onze buren heel graag over op de buurtfeestjes.
A
Contaminatie
B
Onjuiste herhaling
C
Pleonasme
D
Tautologie
Slide 16 - Quiz
Tijdens de les irriteer ik me zo mateloos aan hem.
A
Contaminatie
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning
Slide 17 - Quiz
De kilometerheffing zal er wel komen, want het aantal files groeit immers nog steeds.
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
Dubbele ontkenning
D
onjuiste herhaling
Slide 18 - Quiz
Als je bij de Librije wil eten, moet je wel van tevoren een tafel reserveren.
A
Tautologie
B
Contaminatie
C
Pleonasme
D
Onjuiste herhaling
Slide 19 - Quiz
1) 'Haal nu onmiddellijk dat mobieltje van tafel!' riep de leraar. 2) Nu komt de kat uit de mouw; jij bent vannacht heel laat thuisgekomen. • 3) De hond moet afleren om niet te blaffen als er iemand aanbelt. 4) Je moet je heel goed beseffen dat je op dit moment een gegeven paard in de bek kijkt.
Slide 20 - Question ouverte
Verwijswoorden
Wat is een verwijswoord?
Wat is een antecedent?
Slide 21 - Diapositive
Verwijswoorden
Wat is een verwijswoord? Een verwijswoord is een woord dat terug (of soms ook vooruit) verwijst naar een ander woord in de zin.
Wat is een antecedent?
Het antecedent is het woord (of de woordgroep) waarnaar een verwijswoord verwijst.
Slide 22 - Diapositive
Welke verwijswoorden ken je?
Slide 23 - Carte mentale
Slide 24 - Vidéo
Aan de slag
Nakijken huiswerk opdracht 1 en 2 uit P1. Dubbelop.
Maken opdracht 1 t/m 5 uit P2. Fouten met verwijswoorden. = huiswerk voor de volgende les!