3.1 samenvatting en isotopen uitleg

Terugblik 3.1 Atoommodel en P.S.
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Terugblik 3.1 Atoommodel en P.S.

Slide 1 - Diapositive

herhaling 3.1 Atoommodel
Atoombouw:
Kern: bevat protonen (+) en neutronen (geen lading)
Elektronenwolk: bevat elektronen (-) die zich in banen rondom de kern bewegen. Dit noemen we schillen.
K-schil: max. 2 elektronen
L-schil: max. 8 elektronen
M-schil: max. 18 elektronen

Slide 2 - Diapositive

herhaling 3.1 Atoommodel
Dus een atoom bestaat uit protonen, elektronen en neutronen, maar hoeveel?
Periodiek Systeem blz. 194 (havo) en 178 (VWO)
Atoomnummer = aantal protonen (= aantal elektronen)
Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen


Slide 3 - Diapositive

herhaling 3.1 Atoommodel
Wat weegt een atoom?
Omdat de massa's zo klein zijn gebruiken we als eenheid voor atoommassa vaak de massa in u (= atomaire massa eenheid) .
1 u =  1,66 ·10 -24 g
       = 1,66 ·10 -27 kg 
       

Slide 4 - Diapositive

Hoeveel protonen bevat calcium?
(typ alleen het getal in).


Slide 5 - Question ouverte

Goud heeft atoomnummer 79 en massagetal 197.
Wat is de massa in u?

(30 s)
A
79
B
197
C
118
D
276

Slide 6 - Quiz

Goud heeft atoomnummer 79 en massagetal 197.
Wat is het aantal elektronen?

(30 s)
A
79
B
197
C
118
D
276

Slide 7 - Quiz

Goud heeft atoomnummer 79 en massagetal 197.
Wat is het aantal neutronen?

(30 s)
A
79
B
197
C
118
D
276

Slide 8 - Quiz

Goud heeft atoomnummer 79 en massagetal 197. Wat is de massa in gram? (30s)
A
B
C
D

Slide 9 - Quiz

Indeling Periodiek Systeem
Grofweg kun je de atoomsoorten
in metalen en niet-metalen verdelen

     Metalen

Metalen geleiden stroom en warmte,
en hebben een metaalglans.

Slide 10 - Diapositive

Indeling Periodiek Systeem
De kolommen worden  een
groep genoemd.
De rijen heten een periode.

Groepen die je moet kennen zijn:
groep 1: Alkalimetalen (H niet)
groep 2: Aardalkalimetalen
groep 17: Halogenen
groep 18: Edelgassen

Slide 11 - Diapositive

Hoe zijn de atomen in het huidige periodiek systeem gerangschikt?

(30 s)
A
naar grootte
B
naar massa
C
naar aantal neutronen
D
naar atoomnummer

Slide 12 - Quiz

Hoe heet een kolom in het periodiek systeem?


(30 s)
A
groep
B
rij
C
periode
D
deel

Slide 13 - Quiz

Welke atoomsoort is geen metaal?


(30 s)
A
Calcium
B
Magnesium
C
Natrium
D
Neon

Slide 14 - Quiz

Welke naam heeft groep 1 in het periodiek systeem?

(30 s)
A
alkalimetalen
B
aardalkalimetalen
C
halogenen
D
edelgassen

Slide 15 - Quiz

Isotopen
Aantekening:
Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen in de kern (dus zelfde element), maar met een ander aantal neutronen (dus een andere atoommassa).
-----------------------------------------------------------------------





Slide 16 - Diapositive

Om het verschil aan te geven gebruiken ze daarom vaak het massagetal.

Bijvoorbeeld: Cl-35 of Cl-37
Dit is dus chloor met een massa van 35 u of 37 u.
Chloor heeft atoomnummer 17 dus altijd 17 protonen
Hoeveel neutronen hebben beide stoffen?
Cl-35 heeft dus 35-17=18 neutronen, Cl-37 heeft dus 37-17 = 20 neutronen
Andere notaties:
35Cl of 37Cl
35Cl of 37Cl





17
17

Slide 17 - Diapositive

Geef de naam van dit atoom.
(30s)
A
koolstof
B
magnesium
C
argon
D
zuurstof

Slide 18 - Quiz

Geef het atoomnummer en het massagetal van dit atoom.
(30s)
A
6 6
B
6 12
C
12 12
D
12 18

Slide 19 - Quiz

Wat zijn de verschillen tussen Pb met massagetal 206 en Pb met massagetal 208?
(30s)
A
Verschillend aantal protonen
B
verschillend aantal neutronen
C
verschillend aantal elektronen
D
Er zijn geen verschillen

Slide 20 - Quiz

Wat zijn de overeenkomsten tussen Pb met massagetal 206 en Pb met massagetal 208?
(30s)
A
Hetzelfde aantal protonen
B
Hetzelfde aantal neutronen
C
Hetzelfde aantal elektronen
D
Er zijn geen overeenkomsten

Slide 21 - Quiz

Welke bewering is niet juist?


(45 s)
A
Alle metalen hebben hebben een metaalglans
B
Alle metalen geleiden stroom
C
Alle metalen reageren met zuurstof en water
D
Alle metalen geleiden warmte

Slide 22 - Quiz

De atoomsoorten F, Cl, Br en I behoren tot de


(30 s)
A
alkalimetalen
B
aardalkalimetalen
C
halogenen
D
edelgassen

Slide 23 - Quiz

Welke bewering is juist?


(30 s)
A
Halogenen zijn niet reactief
B
Edelgassen reageren makkelijk met andere atoomsoorten
C
Alkalimetalen en aardalkalimetalen kunnen met water reageren
D
Metalen reageren altijd goed met elkaar.

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Vidéo