6.5 De lever

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Lien

Zuurstof gaat hier de lever in
Veel voedingsstoffen komen de lever binnen
Hier mondt de galgang in uit
Bloed stroomt de lever uit
Poortader
Leverader
Leverslagader
Twaalfvingerige darm

Slide 13 - Question de remorquage

Functies van de lever:

De lever kan voedingsstoffen zoals eiwitten omzetten in .....
glycogeen
gal
ureum
alchol, drug en medicijnen
de lever kan schadelijke stoffen zoals ...............  afbreken
de lever breekt overtollige eiwitten af, bij dit proces ontstaat ...........
De lever produceert ......... en dit helpt bij het afbreken van vet.
De lever kan de glucosegehalte op pijl houden door ................ om te zetten naar glycogeen
fibrogeen

Slide 14 - Question de remorquage

Hoeveel chromosomen zijn er aanwezig in een menselijke lever cel?
A
46
B
23
C
48
D
10000

Slide 15 - Quiz

Bloed dat via de poortader de lever in stroomt bevat................dan bloed uit de leverslagader
A
Meer zuurstof
B
Minder zuurstof

Slide 16 - Quiz

Hoe komen de aminozuren die opgenomen zijn in de dunne darm bij de lever?
A
Via de aorta
B
Via de leverader
C
Via de poortader
D
Via de lymfeklieren

Slide 17 - Quiz

Welke klier heeft invloed op de bloedsuikerspiegel?
A
Maagklier
B
Galblaasklier
C
Alvleesklier

Slide 18 - Quiz

Hiernaast zie je het mechanisme achter de homeostase van de bloedsuikerspiegel. Wat stelt nummer 1 voor?
A
Insuline
B
Glucagon
C
Glucose
D
Glycogeen

Slide 19 - Quiz

Hoe wordt de bloedsuikerspiegel gereguleerd in het lichaam?
A
Door het zenuwstelsel
B
Door honger en dorst
C
Door middel van hormonen
D
Door glucose

Slide 20 - Quiz

Als de bloedsuikerspiegel in je bloed te laag is, wordt....
A
minder glucagon en minder insuline afgegeven
B
meer glucagon en minder insuline afgegeven
C
meer glucagon en meer insuline afgegeven
D
minder glucagon en meer insuline afgegeven

Slide 21 - Quiz

Op welke plaats in een cel van je lever worden eiwitten gevormd?

A
in de kern
B
in het cytoplasma, aan de mitochondriën
C
in de mitochondriën
D
in het cytoplasma, aan de ribosomen

Slide 22 - Quiz

Hoe komt de monoglyceriden die opgenomen zijn in de dunne darm bij de lever?
A
Via de aorta
B
Via de leverader
C
Via de poortader
D
Via de lymfeklieren

Slide 23 - Quiz

Wat is geen taak van de lever?
A
Opslag glucose
B
Afbraak afvalstoffen
C
Aanmaak essentiële aminozuren
D
Opbouw cholesterol

Slide 24 - Quiz

Wanneer gaat de lever zeker geen glycogeen afbreken?
A
Als je al een tijdje niets gegeten hebt
B
Als je pas iets met koolhydraten gegeten hebt
C
Als je bloedsuiker laag is
D
Als je veel insuline in je bloed hebt

Slide 25 - Quiz

Oud examenvraag. De giftigheid van parathion en para-ozon is afhankelijk van de manier van opname. Welke van de beweringen zijn juist?:

1. Para-oxon wordt in het spijsverteringskanaal of in de lever omgezet in een niet-giftige stof.
2. Parathion wordt in de lever omgezet in een niet-giftige stof.
3. Parathion wordt in het spijsverteringskanaal of in de lever omgezet in een giftigere stof.
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
1, 2 en 3

Slide 26 - Quiz

Wat voor lichaamskleur heeft iemand die een leveraandoening heeft?
A
blauw
B
rood
C
geel
D
wit

Slide 27 - Quiz

Wat is de functie van de lever met betrekking tot gal?
A
Gal verwijderen
B
Gal maken
C
Gal opslaan
D
Gal verteren

Slide 28 - Quiz

Wat kan de lever maken?
A
Essentiële en niet-essentiële aminozuren
B
geen van beide
C
Essentiële aminozuren
D
Niet essentiële aminozuren

Slide 29 - Quiz