Herhaling T4

Thema 4 Voortplanting
B1 - De puberteit
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 4 Voortplanting
B1 - De puberteit

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Primaire geslachtskenmerken
Primaire geslachtskenmerken = kenmerken van mensen waaraan we het geslacht herkennen. 

Deze kenmerken zijn al vanaf de geboorte te zien. 
Jongens: penis en balzak. 
Meisjes: vagina en schaamlippen. 
Verschil tussen primaire en secundaire geslachtskenmerken kennen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Secundaire geslachtskenmerken
Secundaire geslachtskenmerken = lichamelijke kenmerken die zich pas ontwikkelen in de puberteit. 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Thema 4 Voortplanting
B2 - Een vrouw

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voortplantingsstelsel van de vrouw. De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik
Voortplantingsstelsel van de vrouw.
De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik. 
Onderdelen van het vrouwelijke voorplantingsstelsel + de functies 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Clitoris:
gevoelig voor seksuele prikkels

Urinebuis: 
hierdoor wordt urine afgevoerd naar buiten

Vagina:
hier kan de penis naar binnen. 

kleine schaamlippen: maken slijm aan bij seksuele opwinding. 

maagdenvlies:
randje slijmvlies aan begin van vagina. 

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Baarmoeder en eierstokken
Een vrouw heeft een baarmoeder en eierstokken.
  • In de eierstokken worden eicellen gemaakt.
  • eileiders vervoeren de eicel naar de baarmoeder. 
Kunnen uitleggen wat er gebeurt in de eierstokken 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ovulatie
Ovulatie/ eisprong = het vrijkomen van een rijpe eicel uit de eierstok.
  • eicel gaat naar de eileider 
  • bevruchting mogelijk in de eileider
  • op dag 14 ovulatie
  • eicel blijft 24 uur in leven na de ovulatie
Hoe lang blijft de eicel nog in leven na de ovulatie? 
Waar vindt de ovulatie plaats? 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Clitoris en schaamlippen
Clitorisbestaat uit zwellichamen en is gevoelig voor prikkels
alleen de clitoriseikel is zichtbaar en wordt bedekt door de clitorishoed.

Je hebt binnenste- en buitenste schaamlippen
De wand van de binnenste schaamlippen bevatten slijmklieren.
Maagdenvlies
-Randje weefsel aan het begin van de vagina
-Het is GEEN dicht vlies, dat door geprikt kan worden (met een tampon of tijdens penetratie)
-Sommige meisjes hebben geen maagdenvlies

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kan twee á drie dagen duren.

Soms een week
Eens in de 28 dagen
Eerste menstuatie
tussen 10 en 16 jaar
Menstruatie (ongesteld) 

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Menstruatiecyclus 
                Menstruatie             Ovulatie                     menstruatie ongesteldheid
Hoeveel dagen duurt de menstruatiecyclus? 
Wat gebeurt er op dag 1 van de menstruatiecyclus? 
Wat gebeurt er op dag 14 van de menstruatiecyclus?

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Thema 4 Voortplanting
B3 - Een man

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het voortplantingsstelsel van de man

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Teelballen en balzak
Productie zaadcellen in de balzak, opslag in de bijballen
Prostaat en zaadblaasjes zorgen voor vocht
Zwellichamen zorgen dat de
penis stijf wordt.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorplantingsstelsel van de man
Teelballen: Orgaan dat de zaadcellen maakt.
Balzak: Huidplooi waar de teelballen in liggen.
Bijballen: Hier worden de zaadcellen opgeslagen.
Zaadleiders: Vervoeren de zaadcellen.
Zaadblaasjes: Voegt vocht en voedingstoffen toe aan de zaadcellen.
Prostaat: Voegt vocht toe aan de zaadcellen.
Urinebuis: Vervoert Urine uit de blaas naar buiten
Sperma: Zaadcellen + toegevoegd vocht.
Alle onderdelen + functies kennen

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zaadcel of Spermacel
Een spermacel heeft een kop en een zweepstaart.
Met de zweepstaart kan hij zich voortbewegen. 
Mannen kunnen tot op hoge leeftijd sperma produceren. 
Zaadleiders vervoeren de zaadcellen. 

Wat zal er gebeuren als de zaadcel geen zweepstaart heeft? 
Waarom is de eicel groter dan de zaadcel?

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sperma
Sperma bestaat uit vocht met zaadcellen. 

Het vocht komt uit de zaadblaasjes en de prostaat. 
die liggen in de onderbuik. 
 

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zwellichamen
Erectie = een stijve, de zwellichamen vullen zich met bloed. 

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zaadlozing
Zaadlozing = klaarkomen/orgasme

Door geslachtsgemeenschap of door zelfbevrediging (masturbatie)

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Thema 4 Voortplanting
B5 - Veilig vrijen

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Anticonceptie 
Anticonceptie = tegen bevruchting = voorbehoedsmiddelen.
  • Voorkomen dat er bevruchting plaatsvindt. 
Welke anticonceptiemiddel beschermt tegen soa's? 

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onbetrouwbare manieren van geboorteregeling
  • Periodieke onthouding: menstruatiecyclus bijhouden. 
  • Coïtus interruptus =  onderbroken geslachtsgemeenschap. 

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het condoom
Een condoom is een hoesje (rubber) die je om de penis schuift.
Het vangt de zaadcellen op, zodat ze niet in de vagina van de  vrouw komen. 
Het condoom is het enige voorbehoedsmiddel wat ook beschermt
tegen SOA's! 

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De pil 
Gedurende 21 dagen dagelijks innemen. 
  • 'stopweek' -> menstruatie. 
  • In overleg met de huisarts. 

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Werking anticonceptiepil

Slide 27 - Diapositive

Progesteron: zorgt er bij vrouwen voor dat er geen eitje vrijkomt. Als dit toch gebeurt, kan het eitje zich niet nestelen in de baarmoeder. Verder zorgt het ervoor dat de zaadcellen het eitje niet bereiken

oestrogeen: zorgt er bij vrouwen voor dat het slijm in de baarmoeder zich opbouwt. Als je anticonceptie gebruikt en een stopweek hebt, verlies je dit slijm. Dit lijkt op een natuurlijke menstruatie maar is eigenlijk een opgewekte bloeding. 


Het spiraaltje
Spiraaltje wordt geplaatst in de baarmoeder door de huisarts. 
  • koperspiraal 
  • hormoonspiraal 

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Morning-afterpil
  • Gaat zwangerschap tegen -> voorkomt de eisprong. 
  • Bevat veel hormonen.
  • Innemen binnen 3 dagen na de geslachtsgemeenschap. 
  • Bij drogist of apotheek te koop. 

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

SOA
SOA = afkorting van Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (geslachtsziekten). 
 


Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeelden van soa's 

Je moet een aantal soa's kunnen opnoemen (alleen de namen kennen)

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Thema 4 Voortplanting
B6 - Zwangerschap

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bevruchting
Bevruchting: wanneer de kernen van de eicel en zaadcel met elkaar versmelten.
  • nadat 1 zaadcel is binnengedrongen wordt de eicel ondoordringbaar
  • bevruchting vindt plaats in de eileider
Waar vindt de bevruchting plaats? 

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Innesteling
Bevruchte eicel gaat delen, dit gebeurt al in de eileider
  • Na 4 tot 5 dagen komt het klompje cellen aan in de baarmoeder 
Innesteling: klompje cellen zet zich vast in het baarmoederslijmvlies
Waar vindt de innesteling plaats? 

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Placenta
De placenta/moederkoek zorgt ervoor dat het kind voeding en zuurstof krijgt, dus kan groeien.

Het bloed van zowel de moeder als het kind loopt hier langs elkaar om stoffen uit te wisselen -> door de navelstreng van de embryo.
Op de afbeelding herkennen waar de placenta en navelstreng zitten

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Navelstreng
De navelstreng is de verbinding tussen de placenta en het embryo.
  • De navelstreng zorgt dat het embryo voedingsstoffen krijgt van het bloed van de moeder. 
  • De navelstreng zorgt dat de afvalstoffen van het embryo via de navelstreng naar de placenta worden afgevoerd. 

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De vruchtvliezen
Het embryo maakt ook vruchtvliezen met vruchtwater aan, 
Dit beschermt tegen schokken of stoten. 

Ook houdt het de temperatuur constant

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions