§2.3 - Formuletaal Quiz

Van model naar formuletaal



5 H2O (en dus niet H10O5)
We noemen 5 de "coëfficiënt" en de 2 de "index"

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Van model naar formuletaal



5 H2O (en dus niet H10O5)
We noemen 5 de "coëfficiënt" en de 2 de "index"

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Namen van moleculen
Welk atoom : namen van de elementen kennen
Hoeveel atomen: aangeven met telwoorden (tabel 2.23 van pag 54) 
Bijvoorbeeld: SO2                         heeft als naam:

                      zwaveldioxide
LET OP: Het getal "2" en het woord "di" staan verschillend.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Namen van moleculen
Welk atoom: sommige atomen hebben een iets andere naam als ze als 2e atoom in de formule staan (zie ook tabel 2.24 op pag 54 van §2.3);
O         wordt dan                 oxide
S         wordt dan                 sulfide
F         wordt dan                 fluoride
Cl        wordt dan                 chloride
Br        wordt dan                bromide
I           wordt dan                 jodide

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions



Hoeveel atoomsoorten zie je hier?

A
10
B
40
C
20
D
3

Slide 4 - Quiz

H 2SO4


Hoeveel waterstofatomen zijn er?

Hoeveel zuurstofatomen zijn er in totaal?

A
4
B
40
C
20
D
10

Slide 5 - Quiz

H 2SO4


Hoeveel moleculen staan hier?

Hoeveel zwavelatomen zijn er in totaal?

A
1
B
10
C
20
D
40

Slide 6 - Quiz

H 2SO4


Wat is de naam van het getal 10?

Het getal 10 noem je de...............

A
index
B
indice
C
aantal
D
coëfficiënt

Slide 7 - Quiz

H 2SO4


Hoeveel atomen staan hier in totaal?

Hoeveel atomen zijn er in totaal?

A
10
B
30
C
70
D
60

Slide 8 - Quiz

H 2SO4
Welk molecuul staat hier afgebeeld?

A
B
C
D

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk molecuul staat hier afgebeeld?

A
methaan
B
koolstofdioxide
C
zwavelzuur
D
alcohol

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk van de onderstaande stoffen komt niet als twee atomig molcuul voor
A
zwavel
B
zuurstof
C
waterstof
D
fluor

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk van de onderstaande stoffen komt niet als twee atomig molcuul voor
A
stikstof
B
koolstof
C
chloor
D
broom

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke van de volgende formules van stoffen is onjuist?
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de naam van deze stof?

A
stikstofoxide
B
distikstoftetraoxide
C
zuurstofstikstof
D
distikstoftetrazuurstof

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de naam van deze stof?
A
monostikstofoxide
B
monostikstofdioxide
C
stikstofdioxide
D
stikstofdizuurstof

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke moleculen zijn juist?
Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
B
C
D

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef de molecuulformule

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef de molecuulformule van dizwavelhexafluoride

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De juiste naam voor CO is;
A
koperoxide
B
kopermono-oxide
C
koolstofoxide
D
koolstofmono-oxide

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef de juiste naam voor
A
trihydrodifosfor
B
triwaterstoffosfor
C
triwaterstofdifosfide
D
triwaterstoffosforide

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions