Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 80 min
Éléments de cette leçon
Nederlands
Cursus 7
§4 - Verkleinwoorden
Slide 1 - Diapositive
Spullen klaargelegd?
Lesboek
Schrift: open op een nieuwe bladzijde.
Het onderwerp is: Cursus 7 - §4 - Spelling: verkleinwoorden
Etui/ pen
i-Pad/ tablet
Tas op de grond
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Agenda
Landen en 10 min. lezen
Lesdoelen
Exit tickets vorige les/ vragen?
HW bespreken gedicht/ rap over meervouden
Uitleg cursus 7- §4: verkleinwoorden
Exit- ticket en (HW) opdracht
Slide 4 - Diapositive
Eerst...
lekker 10 minuten lezen!
timer
10:00
Slide 5 - Diapositive
Agenda
Landen en 10 min. lezen
Lesdoelen
Exit tickets vorige les/ vragen?
HW bespreken gedicht/ rap over meervouden
Uitleg cursus 7- §4: verkleinwoorden
Exit- ticket en (HW) opdracht
Slide 6 - Diapositive
Lesdoelen
Aan het einde van de les:
Weet ik hoe ik verkleinwoorden moet spellen
Heb ik geoefend met het spellen van verkleinwoorden
Slide 7 - Diapositive
Agenda
Landen en 10 min. lezen
Lesdoelen
Exit tickets vorige les/ vragen?
HW bespreken gedicht/ rap over meervouden
Uitleg cursus 7- §4: verkleinwoorden
Exit- ticket en (HW) opdracht
Slide 8 - Diapositive
Exit- ticket vorige les
Exit- ticket vorige les deel ik nu uit.
Kijk hem na en leg hem op de hoek van je tafel totdat ik langs ben geweest.
Bij een aantal leerlingen zit er een algemene opmerking van mij bij: de rest moet je wel zelf nakijken!
Nadat ik hem gezien heb: plak je hem in je schrift!
Zijn hier nog vragen over?
Slide 9 - Diapositive
Agenda
Landen en 10 min. lezen
Lesdoelen
Exit tickets vorige les/ vragen?
HW bespreken gedicht/ rap over meervouden
Uitleg cursus 7- §4: verkleinwoorden
Exit- ticket en (HW) opdracht
Slide 10 - Diapositive
moest
Slide 11 - Diapositive
Agenda
Landen en 10 min. lezen
Lesdoelen
Exit tickets vorige les/ vragen?
HW bespreken gedicht/ rap over meervouden
Uitleg cursus 7- §4: verkleinwoorden
Exit- ticket en (HW) opdracht
Slide 12 - Diapositive
Cursus 7- §4 Spelling: verkleinwoorden
Boek: pag. 251
4 oktober
Slide 13 - Diapositive
apps.noordhoff.nl
Slide 14 - Lien
Korte oefening
Uitgang op-je
Uitgang op-pje
Uitgang op-tje
Uitgang op-etje
Uitgang op-je + g wordt k
timer
2:00
Slide 15 - Diapositive
Theorie (verkleinwoorden)
Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken.
Meestal = -je of -tje achter het woord.
vakantie - vakantietje schaar - schaartje dans - dansje
Slide 16 - Diapositive
Soort woord met voorbeeld
Woorden met een -m boom
Woorden met een -ng koning
Achteraan -a, -o of -u opa, auto, paraplu
Achteraan -y baby
Woorden met cijfers of afkorting dvd, A4
Regel met voorbeeld
-pje
boompje
-kje en de -g laat je weg
koninkje
extra klinker
opaatje, autootje, parapluutje
-'tje
baby'tje
-'je of -'tje
dvd'tje, A4'tje
Slide 17 - Diapositive
Etalage
A
Etalagetje
B
Etalage'tje
C
Etalageetje
Slide 18 - Quiz
Radio
A
Radiotje
B
Radio'tje
C
Radiootje
Slide 19 - Quiz
Verdieping
A
Verdiepingtje
B
Verdiepingetje
C
Verdiepingke
D
Verdiepinkje
Slide 20 - Quiz
cd
A
cdtje
B
CeeDeetje
C
cd'tje
Slide 21 - Quiz
Menu
A
Menutje
B
Menuutje
C
Menu'tje
D
Menuu'tje
Slide 22 - Quiz
Instructie
A
Instructietje
B
Instructieetje
C
Instructie'tje
Slide 23 - Quiz
Pony
A
ponytje
B
ponietje
C
pony'tje
D
paardje
Slide 24 - Quiz
Tip van de dag!
Twijfel je over een verkleinwoord? Neem een voorbeeldwoord in je hoofd met dezelfde laatste letter of klank!
Verkleinwoord van cranberry?? Baby eindigt ook met y en dat wordt baby'tje.
Dus: cranberry'tje!
Slide 25 - Diapositive
Vragen?
Slide 26 - Diapositive
Agenda
Landen en 10 min. lezen
Lesdoelen
Exit tickets vorige les/ vragen?
HW bespreken gedicht/ rap over meervouden
Uitleg cursus 7- §4: verkleinwoorden
Exit- ticket en (HW) opdracht
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Huiswerk
Voor dinsdag af en meenemen...
Maak flashcards voor minimaal 2 van de 4 paragrafen die je moet kennen, dus twee van de vier hieronder:
- Hoofletters & leestekens
- Bijvoeglijke naamwoorden
- Meervouden
- Verkleinwoorden
Slide 29 - Diapositive
1. Schrijven Schrijf op de voorkant van een flashcard een woord, definitie of vraag op en aan de achterkant het antwoord. Omdat je zelf schrijft onthoud je de stof sneller en beter dan dat je het typt.
2. Leren Vervolgens kun je met de flashcards gaan leren. Pak je stapel cards en beantwoord ze stuk voor stuk. Ken je een card? Dan leg je hem apart.
3. Herhalen Je leert alleen elke dag de flashcards die je nog niet kent. Heb je een flashcard die je wel kent? Dan leer je die om die drie of vijf dagen. Heb je een flashcard die je nog niet kent? Die leer je elke dag.
Flashcards
Voorkant
Achterkant
Slide 30 - Diapositive
Maak flashcards
Je moet voor Nederlands spellingsregels kennen en leren.
Flashcards kunnen je daarbij helpen.
Benodigdheden:
Schaar
Blaadje
Pen
Maak flashcards voor minimaal 2 van de 4 paragrafen die je moet kennen, dus twee van de vier hieronder: