klas 3h 28-5-2020

Donnerstag, den 28. Mai 2020

1 / 12

Slide 1: Diapositive

DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Donnerstag, den 28. Mai 2020

Slide 1 - Diapositive

Programm:

- Erklären "naar" auf Deutsch

- Arbeiten ins Arbeitsbuch

Slide 2 - Diapositive

Lernziel:

Jullie weten wanneer je in, zu en nach in het Duits moeten gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

Het Nederlandse woord "naar" wordt in het Duits op drie manieren vertaald

Slide 4 - Diapositive

naar = zu

Bij personen zeg je zu

bij gebouwen en dingen zeg je zum

Zum Bahnhof, zur Haltestelle

Slide 5 - Diapositive

Naar = nach

bij geografische namen zonder lidwoord: nach Berlin fahren, nach München fahren

Slide 6 - Diapositive

naar = in

bij landen met lidwoord: in die Schweiz fahren

ergens naar binnen gaan: ins Kino gehen, in die Schule fahren.

Slide 7 - Diapositive

Mike geht_____Kino(in,zu, nach, ins)

Slide 8 - Question ouverte

Ich gehe_____Hause(in, zu, nach, ins)

Slide 9 - Question ouverte

Ich wohne_____Amsterdam bei der Rai(in, zu, nach, ins)

Slide 10 - Question ouverte

_____dem Film wollen wir noch etwas Trinken(in, zu, nach, ins)

Slide 11 - Question ouverte

We gaan nu digitaal opdracht 39 maken

Slide 12 - Diapositive