3V grammatica hoofdstuk 6

Hey there!
Hoofdstuk 6  Grammar 
  • Relative clauses(Relative bijzinnen)
  • Simple, compound and complex sentences
  • Quizzz(grammar)
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hey there!
Hoofdstuk 6  Grammar 
  • Relative clauses(Relative bijzinnen)
  • Simple, compound and complex sentences
  • Quizzz(grammar)

Slide 1 - Diapositive

Relative clauses(Relative bijzinnen)

Relatieve bijzinnen worden gebruikt om meer informatie te geven over een zelfstandig naamwoord in de hoofdzin. 

Er zijn twee soorten relatieve bijzinnen: defining en non-defining.

Slide 2 - Diapositive

Defining Relative Clauses

Defining relative clauses geven essentiële informatie over het zelfstandig naamwoord dat ze beschrijven. Zonder deze informatie is de zin niet compleet of verandert de betekenis. Defining relative clauses worden NIET gescheiden door komma's.

Voorbeelden:

The man who is standing over there is my teacher.
The book that I borrowed from the library is very interesting.

Slide 3 - Diapositive

Betrekkelijke voornaamwoorden in defining relative clauses
Who: voor mensen (als onderwerp van de bijzin)
The woman who lives next door is a doctor.
Whom: voor mensen (als lijdend voorwerp van de bijzin, vaak formeel en zelden gebruikt in spreektaal) en als er een voorzetsel aan gekoppeld is.
The man whom you met yesterday is my uncle. The girl whom you gave the book to is very happy.
Whose: voor bezit
The boy whose dog is missing is very sad.
That: voor mensen, dieren en dingen
The house that we bought is very old.

Slide 4 - Diapositive

Non-Defining Relative Clauses

Non-defining relative clauses geven extra, niet-essentiële informatie over het zelfstandig naamwoord. Deze informatie kan worden weggelaten zonder de kernbetekenis van de zin te veranderen. 
Non-defining relative clauses worden gescheiden door komma's.

Voorbeelden:
My brother, who is a doctor, lives in New York.
The book, which I borrowed from the library, is very interesting.


Slide 5 - Diapositive

Betrekkelijke voornaamwoorden in non-defining relative clauses:
Who: voor mensen
My teacher, who is very kind, gave me extra help.
Whom: voor mensen (formeel) en als er een voorzetsel aan gekoppeld is.
My uncle, whom you met yesterday, is a famous artist.
Whose: voor bezit
The author, whose book was a bestseller, will sign copies today.
Which: voor dieren en dingen
The car, which I bought last year, has broken down.

Slide 6 - Diapositive

Samenvatting relative clauses(defining)
Defining Relative Clauses: Geen komma's, essentiële informatie.
Voornaamwoorden: who, whom, whose, that.
Voorbeelden: Who (voor mensen als onderwerp van de bijzin):
The girl who sits next to me is my friend.
The teacher who taught us last year is retiring.
Whom (voor mensen als lijdend voorwerp van de bijzin):
The man whom I saw yesterday is my neighbor.
The woman whom you called is my aunt.
Whose (voor bezit):
The boy whose bike was stolen is very upset.
The student whose homework is missing will have to stay after class.
That (voor mensen, dieren en dingen):
The book that I borrowed from the library is very interesting.
The dog that barks loudly belongs to my friend.

Slide 7 - Diapositive

Samenvatting relative clauses(non-defining)
Gescheiden door komma's, extra informatie.  Voornaamwoorden: who, whom, whose, which.
Voorbeelden:
Who (voor mensen):
My friend, who lives in Paris, is visiting me next week.
Mr. Brown, who is my neighbor, is a famous author.
Whom (voor mensen, formeel):
My uncle, whom you met yesterday, is a famous artist.
The professor, whom I respect greatly, has published a new book.
Whose (voor bezit):
The author, whose book was a bestseller, will sign copies today.
Sarah, whose brother is in my class, won the competition.
Which (voor dieren en dingen):
The car, which I bought last year, has broken down.
The house, which we renovated, is now on the market.

Slide 8 - Diapositive

Vul het juiste voornaamwoord in (who, whom, whose, that, which)

  1. The man _____ lives next door is very friendly.
  2. The book ______ you lent me was fascinating.
  3. The girl _____ dog is always barking is my neighbor.
  4. The car _______ we saw at the show was really expensive.
  5. The woman _______ you met at the party is my aunt.
  6. The project ______ we are working on is very challenging.
  7. The teacher ______ class I am in is very strict.
  8. The movie _______ we watched last night was thrilling.
timer
5:00

Slide 9 - Diapositive

Vul het juiste voornaamwoord in (who, whom, whose, that, which)

  1. The man _who______ lives next door is very friendly.
  2. The book _that/which______ you lent me was fascinating.
  3. The girl __whose_____ dog is always barking is my neighbor.
  4. The car ___that/which____ we saw at the show was really expensive.
  5. The woman __whom/who_____ you met at the party is my aunt.
  6. The project _____that/which__ we are working on is very challenging.
  7. The teacher ___whose____ class I am in is very strict.
  8. The movie ___that/which____ we watched last night was thrilling.

Slide 10 - Diapositive

Voeg de juiste komma's toe en bepaal of het een defining of non-defining relative clause is
  1. My brother who lives in New York is a doctor.
  2. The house which we bought last year needs some repairs.
  3. The students who studied hard passed the exam.
  4. Mr. Smith whom I met yesterday is a famous artist.
  5. The book which you recommended was fantastic.
  6. My friend who I met in high school is visiting me next week.
  7. The car that broke down yesterday has been repaired.
  8. Lily whose brother is my classmate won the competition.
timer
10:00

Slide 11 - Diapositive

Antwoorden
Defining relative clauses geven essentiële informatie die nodig is om de betekenis van de zin compleet te maken. Zonder deze informatie zou de zin onvolledig of onduidelijk zijn.

3. The students who studied hard passed the exam. Waarom defining?: De bijzin "who studied hard" specificeert welke studenten zijn geslaagd. Zonder deze bijzin weten we niet welke studenten het zijn.

7. The car that broke down yesterday has been repaired. Waarom defining? De bijzin "that broke down yesterday" specificeert welke auto gerepareerd is. Zonder deze bijzin zou het onduidelijk zijn over welke auto het gaat.

Slide 12 - Diapositive

Non-defining relative clauses geven extra, niet-essentiële informatie. Deze informatie kan worden weggelaten zonder dat de kernbetekenis van de zin verandert. 
1. My brother, who lives in New York, is a doctor.   De bijzin "who lives in New York" geeft extra informatie over de broer, maar is niet essentieel om te begrijpen dat hij een dokter is. De zin "My brother is a doctor" is al duidelijk.
2. The house, which we bought last year, needs some repairs.   De bijzin "which we bought last year" geeft extra informatie over het huis, maar is niet essentieel om te begrijpen dat het huis reparaties nodig heeft. De zin "The house needs some repairs" is al duidelijk.
4. Mr. Smith, whom I met yesterday, is a famous artist.   De bijzin "whom I met yesterday" geeft extra informatie over Mr. Smith, maar is niet essentieel om te begrijpen dat hij een beroemde kunstenaar is. De zin "Mr. Smith is a famous artist" is al duidelijk.
5. The book, which you recommended, was fantastic.  De bijzin "which you recommended" geeft extra informatie over het boek, maar is niet essentieel om te begrijpen dat het boek fantastisch was. De zin "The book was fantastic" is al duidelijk.
6. My friend, who I met in high school, is visiting me next week.  De bijzin "who I met in high school" geeft extra informatie over de vriend, maar is niet essentieel om te begrijpen dat de vriend volgende week op bezoek komt. De zin "My friend is visiting me next week" is al duidelijk.
7. Lily, whose brother is my classmate, won the competition. De bijzin "whose brother is my classmate" geeft extra informatie over Sarah, maar is niet essentieel om te begrijpen dat Sarah de wedstrijd heeft gewonnen. De zin "Sarah won the competition" is al duidelijk.

Slide 13 - Diapositive

Simple sentences
Eén onderwerp en één werkwoord.
Drukt één complete gedachte uit.
Voorbeeld: I read a book.
The cat sleeps. 
They dance. 
We travel.

Slide 14 - Diapositive

Compound Sentences
Twee of meer eenvoudige zinnen verbonden door een coördinerend voegwoord (for, and, nor, but, or, yet, so).
Elke zin is een onafhankelijke bijzin met een eigen onderwerp en werkwoord.
Voorbeeld: I read a book, and my friend watched TV.
The sun sets, and the stars appear. 
He was tired, but he continued working.

Slide 15 - Diapositive

Complex sentences
Een hoofdzin plus een of meer bijzinnen.
De bijzin begint vaak met een ondergeschikt voegwoord (because, although, after, when, before).
De hoofdzin kan op zichzelf staan, de bijzin niet.

Voorbeeld: I read a book because it is interesting.
She stayed home because it was raining. 
Although he is young, he is very responsible.

Slide 16 - Diapositive

Simple, compound, or complex?


Karl knew a lot about monkeys.
A
Simple
B
Compound
C
Complex.

Slide 17 - Quiz

Simple, compound, or complex?


Although Max was running late, he seemed relaxed.
A
Simple
B
Compound
C
Complex

Slide 18 - Quiz

Simple, compound, or complex?


He was hungry, so he ate.
A
Simple
B
Compound
C
Complex

Slide 19 - Quiz

What type of sentence is 'Although she was tired, she stayed up late to finish her homework'?
A
Complex
B
Compound
C
None of the above
D
Simple

Slide 20 - Quiz


We sat down at a table and asked for the menu.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 21 - Quiz

He promised to be more careful, yet he continued putting himself at risk.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 22 - Quiz

I have been on too many planes and trains recently.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 23 - Quiz

Two minutes ago the child was fast asleep, but now he is wide awake.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 24 - Quiz

They spoke to him in Spanish, but he responded in English.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 25 - Quiz

After listening to the Kanye West CD, I have new respect for his music.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 26 - Quiz