vwo 3 - beeldspraak 2025

beeldspraak 
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

beeldspraak 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Filmpje beeldspraak
Uitleg vormen beeldspraak
Opdrachten over beeldspraak in deze LessonUp

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Vidéo

Voorbeelden van beeldspraak
Beeldspraak
Bij beeldspraak gebruik je woorden in een figuurlijke betekenis, zoals in
                         Die stijve hark kan nog geen koprol maken.
                       
                         Met 'stijve hark' bedoelen we 'iemand die
                         niet gemakkelijk beweegt'. 

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vergelijking
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken. 
Je hebt het OBJECT (O) en het BEELD (B). 
                               
                                Sanne (O) lijkt wel op een prinses (B).


Om object en beeld met elkaar te verbinden, gebruik je:
als (een) …, lijkt wel (een) …, zo … als (een) ..., een … van (een) …, … is net ….

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vergelijking zonder 'als'

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Metafoor
Je kunt een OBJECT ook helemaal vervangen door een BEELD. 

 Sanne (O) lijkt wel op een prinses (B).
--> De prinses van de klas (B) koopt bijna wekelijks iets nieuws. 

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Metafoor
Spreekwoorden zijn ook vaak metaforen.

'Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.'
= Als er geen toezicht is (ouders = kat), doen de kinderen (= de muizen) wat ze willen.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Metafoor
Werkwoorden kunnen ook metaforen zijn.

Ze gaan snijden in het budget van dit jaar. 
snijden = verminderen

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Metafoor
Sommige metaforen gebruik je zo vaak, dat je ze niet meer als metafoor ziet:

Die informatie kun je wel op het web vinden. 

Een web is een dradenstelsel van een spin, maar als metafoor verwijst het naar het internet. 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Metonymie
Alleen het beeld wordt genoemd. Beeld en het verbeelde lijken niet op elkaar, maar de relatie is gebaseerd op:

- Maker van het product: Er hangen twee Rembrandts in het Rijksmuseum.
- Materiaal van het product: De ijzers onderbinden.
- Verpakking voor inhoud: Geef me nog een glas.
-  Deel van het geheel: Even de koppen tellen.
-  Geheel van een deel: De rechtbank beslist.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Personificatie
Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon.

De zon streelde onze wangen.
De angst klopt op haar deur.
De wind huilt.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Kjeld Nuis is zo sterk als een beer.

Om welk beeldspraak gaat het hier?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De winter strooit zijn eerste vlokken uit.

Om welke beeldspraak gaat het hier?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij heeft een Picasso aan de muur hangen
A
personificatie
B
vergelijking
C
metafoor
D
metoniem

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De bomen wiegen in de wind.

Om welk beeldspraak gaat het hier?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sommige asielopvangcentra lijken meer kille gevangenissen.

Om welk beeldspraak gaat het hier?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

het schip der woestijn

Om welk beeldspraak gaat het hier?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het koren danst.

Om welk beeldspraak gaat het hier?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Die snor deelt de ene na de andere bekeuring uit.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
metoniem
D
Personificatie

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het schilderij leert ons iets over de klederdracht in de 17e eeuw.

Om welk beeldspraak gaat het hier?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vergelijking met als
Vergelijking zonder als
Metafoor
1. Hij is als een vis in het water
2. Die heks van Nederlands heeft me alweer een onvoldoende gegeven
3. Daarvoor moet je Pieter, die slak, niet vragen. Dan schiet het niet op.
4. Je bent als een dag zonder zon, als een bloem zonder bloei, als een bij zonder honing

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedenk zelf een voorbeeld van een vergelijking.

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedenk zelf een voorbeeld van een metafoor.

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedenk zelf een voorbeeld van een metoniem.

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedenk zelf een voorbeeld van een personificatie.

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions