persoonsvormen in samengestelde zinnen

Persoonsvorm in samengestelde zinnen 2.


Het spellen van de persoonsvorm
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
Voortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Persoonsvorm in samengestelde zinnen 2.


Het spellen van de persoonsvorm

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Klik het woord aan waaraan je kunt zien of je tegenwoordige- of verleden tijd moet gebruiken.
* Nu is/was de winkel gesloten, maar over een uurtje gaat/ging hij open

Slide 4 - Question ouverte

Kies de juiste persoonsvorm(en)
* Nu is/was de winkel gesloten, maar over een uurtje gaat/ging hij open

Slide 5 - Question ouverte

Voorbeeld
OW = Onderwerp
PV= Persoonsvorm
EV = Enkelvoud
MV= Meervoud

Kijk goed voor en na de komma!

Slide 6 - Diapositive

Vroeger (typen – vt) leerlingen verslagen op een typmachine, omdat de pc toen nog niet (bestaan – vt).
1e OW?
EV of MV?

Slide 7 - Question ouverte

Vroeger (typen – vt) leerlingen verslagen op een typmachine, omdat de pc toen nog niet (bestaan – vt).
1e PV?

Slide 8 - Question ouverte

Vroeger (typen – vt) leerlingen verslagen op een typmachine, omdat de pc toen nog niet (bestaan – vt).
2e OW?
MV/EV?

Slide 9 - Question ouverte

Vroeger (typen – vt) leerlingen verslagen op een typmachine, omdat de pc toen nog niet (bestaan – vt).
2e PV?

Slide 10 - Question ouverte