ha1g grammatica zd 27 maart

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

ha1g 27 maart

Pak je spullen: leesboek, pen, lesboek, schrift

Vandaag: herhalen en grammatica en maken van een oefentoets

Stil Lezen

 boek lezen

grammatica: ontleden zinsdelen

1. Zoek de persoonsvorm (pv) = werkwoord dat verandert bij wijziging van getal (mv-ev) of tijd (tt-vt)
2. Verdeel de zin in zinsdelen (alles voor de pv= 1 zinsdeel), husselen: alle woorden/woordgroepen die voor de pv kunnen = zinsdeel
3.  Zoek het onderwerp:  wie (of wat) + pv?
4. Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg): alle werkwoorden in de zin
   Let op scheidbare werkwoorden: 
   Ik ruim de kamer vandaag op - opruimen = 1 werkwoord, dus 'op' = wg
5. Zoek het lijdend voorwerp (lv): wie (of wat) + wg + ow? LV begint nooit met een voorzetsel!
6. Zoek het meewerkend voorwerp (mw): aan wie + wg + ow + lv? Je kunt 'aan' weglaten of toevoegen.
7. Zoek de bijwoordelijke bepalingen: plaats, tijd, reden (wanneer, waar, hoe, waardoor......, behalve wat of wie). Ook vraagwoorden (wanneer, hoe, waar enz.) zijn bwb.
   In een zin kunnen geen/één/meerdere bwb zitten.
   
   

'Alle leerlingen vinden de persoonsvorm in deze zin.'
De persoonsvorm is:

1. Alle leerlingen
2. vinden
3. persoonsvorm
4. deze

persoonsvorm:
Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook meervoud zijn.

1. waar
2. niet waar

Hoe verdeel je een zin in zinsdelen?

1. Door een vraagzin te maken
2. Door zo maar wat strepen te zetten
3. Door stukjes voor de pv te zetten
4. Zinsdelen? Nooit van gehoord

Welke verdeling in zinsdelen is juist?

1. Zijn zakgeld / geeft / Robert / altijd / veel te snel / uit.
2. Zijn / zakgeld / geeft / Robert / altijd / veel te snel / uit.
3. Zijn zakgeld / geeft / Robert / altijd veel te snel / uit.
4. Zijn zakgeld / geeft / Robert / altijd / veel te snel uit.

Welke verdeling in zinsdelen is goed?

1. Vanmorgen heb / ik / de wekker / gehoord.
2. Vanmorgen / heb / ik de wekker / gehoord.
3. Vanmorgen / heb / ik / de wekker / gehoord.
4. Vanmorgen / heb / ik de wekker gehoord.

Het werkwoordelijk gezegde is ...

1. alle ww in de zin, behalve de pv
2. alle ww in de zin, dus ook de pv
3. een uitdrukking
4. het voltooid deelwoord

Hij steekt een lucifer aan.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. steekt
2. hij steekt
3. steekt aan
4. steekt lucifer

Het werkwoordelijk gezegde?
Wie was er vanmiddag aan het spelen?

1. wie
2. was
3. was spelen
4. was aan het spelen

Hoe vind je het onderwerp?

1. Wie / Wat + wg
2. Wie / Waar + onderwerp
3. Wie / Wat + persoonsvorm
4. Wie / Wanneer + persoonsvorm

Het onderwerp: Wie of wat + persoonsvorm

Dit is in de grammatica lessen aan de orde geweest. Het maakt dat leerlingen gaan zien of zinnen in het enkelvoud of in het meervoud staan.

Wat is het onderwerp?
Jullie krijgen volgende week een toets over grammatica.

1. krijgen
2. volgende week
3. een toets
4. jullie

Wat is het lijdend voorwerp?

Klas ha1g leert het lijdend voorwerp te vinden.

1. Klas ha1g
2. leert
3. het lijdend voorwerp
4. te vinden

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Het lijdend voorwerp is het antwoord op de vraag:

1. Wie/wat + wg?
2. Wie/wat + pv?
3. Wie/wat + o?
4. Wie /wat + wg + o?

Het meewerkend voorwerp ...

1. ondergaat iets
2. is de ontvanger (aan wie/voor wie)

Wat is het meewerkend voorwerp?

De docent heeft mij de betekenis van het meewerkend voorwerp uitgelegd

1. De docent
2. de betekenis
3. het meewerkend voorwerp
4. mij

Een meewerkend voorwerp

1. staat in elke zin
2. moet altijd aan/voor bevatten
3. staat in een zin met werkwoorden die iets te maken hebben met vertellen of geven
4. "ondergaat'' wat het onderwerp doet

Het meewerkend voorwerp...

1. aan wie + wg + ow + lv
2. wie/wat + wg + onderwerp
3. is altijd een voorwerp

De bijwoordelijke bepaling....

1. Geeft antwoord op vragen zoals: Waar ?Wanneer? Hoe?
2. Geeft geen duidelijke handeling weer.
3. Is alles wat overblijft in de zin, een soort prullenbak.
4. Ondergaat de handeling van het onderwerp.

In een zin kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen staan, maar het kan ook zo zijn dat er geen bijwoordelijke bepaling in de zin staat.

1. juist
2. onjuist

Wat is (zijn) de bijwoordelijke bepaling(en)?

Vandaag hebben we het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling behandeld.

1. Vandaag
2. we
3. het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling
4. hebben behandeld

grammatica: ontleden zinsdelen

1. Zoek de persoonsvorm (pv) = werkwoord dat verandert bij wijziging van getal (mv-ev) of tijd (tt-vt)
2. Verdeel de zin in zinsdelen (alles voor de pv= 1 zinsdeel), husselen: alle woorden/woordgroepen die voor de pv kunnen = zinsdeel
3.  Zoek het onderwerp:  wie (of wat) + pv?
4. Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg): alle werkwoorden in de zin
   Let op scheidbare werkwoorden: 
   Ik ruim de kamer vandaag op - opruimen = 1 werkwoord, dus 'op' = wg
5. Zoek het lijdend voorwerp (lv): wie (of wat) + wg + ow? LV begint nooit met een voorzetsel!
6. Zoek het meewerkend voorwerp (mw): aan wie + wg + ow + lv? Je kunt 'aan' weglaten of toevoegen.
7. Zoek de bijwoordelijke bepalingen: plaats, tijd, reden (wanneer, waar, hoe, waardoor......, behalve wat of wie). Ook vraagwoorden (wanneer, hoe, waar enz.) zijn bwb.
   In een zin kunnen geen/één/meerdere bwb zitten.
   
   

Je maakt de oefentoets.

Als je klaar bent, ga je lezen.
Iedereen klaar? Dan ga je met het nakijkblad nakijken.

Ga na waarin je nog fouten maakt, daar ga je in de digitale methode mee aan de slag.