Elektra 2 par 4.1

Stroomkringen
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Stroomkringen

Slide 1 - Diapositive

Kennen en Kunnen
  • Wat is een gesloten stroomkring?
  • Welke spanningsbronnen kun je gebruiken?
  • Wat zijn geleiders en isolatoren?
  • Wat is een weerstand?
  • Rekenen met de wet van Ohm!
  • Rekenen met ee draadweerstand.

Slide 2 - Diapositive

Wat hebben we de vorige les besproken?

Slide 3 - Carte mentale

De vorige les, wat weet  je  al! (Kennen en kunnen)

Elektrische stroom is bewegen van elektronen.

De spanning (U) is de snelheid waarmee elektronen bewegen.

De stroomsterkte (I) is het aantal elektronen per seconde die door de stroomkring bewegen

Een stroomkring is gesloten en bestaat uit een stroombron, een stroomdraad en een apparaat (Binas 14)

De symbolen en eenheden staan in Binas 6 en de formules over elektriciteit in Binas 12

Slide 4 - Diapositive

Wat is de eenheid van spanning (schrijf het woord op niet het symbool)

Slide 5 - Question ouverte

Wat is het symbool van stroomsterkte

Slide 6 - Question ouverte

Kennen en kunnen

Uit je boek: paragraaf 4.1 stroomkringen

  • Wat is een spanningsbron
  • Hoe lees je een stroomkring (met je BINAS)
  • Berekenen met de wet van Ohm
  • Berekenen van de weerstand met een code

Slide 7 - Diapositive

De stroomkring
  • De stroomkring heeft een spanningsbron.
  • De stroomkring is gesloten.
  • De stroomkring bestaat uit geleidende draden.
  • De stroomkring wordt schematisch weergegeven (BINAS 14).

Slide 8 - Diapositive

De meters.

Stroomsterkte is het aantal elektronen dat per seconde door een stroomdraad loopt.

Om dit te meten gebruik je een "telmachine" die in de stroomdraad zit (in Serie)

De telmachine noemen we een ampere meter of een stroommeter.

Slide 9 - Diapositive

De meters.

Spanning is de snelheid waarmee elektronen door een stroomdraad lopen. Bij snelheid meet je op twee plaatsen (de start en de finisch) dus de spanningsmeter sluit je parallel aan in de stroomkring (een aansluitpunt voor en na het apparaat).


De meter heet een spanningsmeter of voltmeter.


Slide 10 - Diapositive

Geleiders en isolatoren

Bij elektrische stroom moet de stroom (de elektronen) worden doorgegeven.

Stoffen die de stroom goed doorlaten noemen we geleiders.

Alle metalen en koolstof zijn geleiders

Stoffen die de stroom tegenhouden noemen we isolatoren.

Alle niet metalen zijn isolatoren.

Slide 11 - Diapositive

Spanningsbronnen

Bij het practicum gebruik je een (regelbare) voeding als spanningsbron.

In de praktijk zijn er vier spanningsbronnen die veel  gebruikt worden.

  1. De stopcontact (netspanning) deze geeft 230 V
  2. De (auto)accu deze geeft 12 V
  3. Een standaard batterij deze geeft 1,5 V (in serie kan dit een meervoud worden)
  4. Een dynamo (klein) of generator (groot) de spanning is afhankelijk van de geleverde energie. 

Slide 12 - Diapositive

De weerstand

In een apparaat wordt de stroom een beetje tegengehouden.

Dit noem je de weerstand.

Eigenlijk wordt er een beetje energie van de elektronen afgenomen en dit wordt door het apparaat gebruikt. Hierdoor ontstaat ook altijd een beetje warmte.



Slide 13 - Diapositive

Codering van een weerstand.


Neem voor je tabel 13 in je Binas.

Een goede weerstand heeft 4 of 5 ringen.

Elke kleur (van zo'n ring) staat voor een getal (BINAS)

Ring 1 en 2 (soms 3) staat voor een getal (schrijf deze getallen op)

De 4e ring (een na laatste) staat voor het aantal nullen die je achter dat getal zet

de laatste ring staat voor een percentage hoe precies de weerstand moet zijn

Slide 14 - Diapositive

Wet van Ohm.

De weerstand van een apparaat (of een draad) is constant. Als je meer spanning geeft zal ook de stroomsterkte (evenredig) groter worden zodat de spanning : stroomsterkte een zelfde antwoord geeft.


De weerstand wordt altijd berekend in vier stappen. (formule - gegevens - som - antwoordzin)

Weerstand = Spanning : Stroomsterkte ( R  = U : I)



Slide 15 - Diapositive

De wet van Ohm

Slide 16 - Diapositive

Wat is de spanning en wat is de stroomsterkte?

Slide 17 - Carte mentale

Geef voorbeelden van stroom geleiders

Slide 18 - Carte mentale

Geef voorbeelden van stroom isolatoren

Slide 19 - Carte mentale

Bepaal de weerstand
(bruin - zwart -
rood - goud)

Slide 20 - Question ouverte

Bereken de weerstand van het lampje van jouw practicum

Slide 21 - Question ouverte

Een föhn wordt aangesloten op het stopcontact en gebruikt 11,5 A aan elektrische stroom. Bereken de weerstand op een blaadje. Vul je eindantwoord in als antwoordzin

Slide 22 - Question ouverte