3TL periode 1 les 17

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

im Deutschunterricht

Was machen wir heute?

- Grammatik

- Test Hörverstehen 

Grammatik Lernziele

• Ik kan het persoonlijk voornaamwoord in de derde naamval gebruiken.
• Ik ken de vaste voorzetsels met de derde naamval.

Grammatik

1e naamval = onderwerp

wie/wat + persoonsvorm

Die Katze jagt die Maus. Sie jagt sie.

4e naamval = lijdend voorwerp

wie/wat + persoonsvorm + onderwerp

Die Katze frisst sich durch die Maus. Sie frisst sich durch sie.

1 Er hat es für __________ (haar) getan.

2 Ich kümmere mich gern um _____________ (hen).

3 Hat sie gegen _____________ (jullie) Fußball gespielt?

4 Durch ________________ (jou) wird die Welt erst schön!

5 Sie sind leider ohne ______________ (uns) weggegangen.

Grammatik

3e naamval = meewerkend voorwerp

(aan) wie/wat + persoonsvorm + onderwerp + lijdend voorwerp

Die Katze streitet sich mit der Maus. Sie streitet sich mit ihr. 

Grammatik

voorzetsels met 3e naamval:

aus 

bei

mit 

nach

von

zu

1 Ich fahre mit __________ (hem) zum Arzt.

2 Mit _____________ (hen) bin ich mal Rad gefahren.

3 Mit _____________ (jou) fühle ich mich immer froh!

4 Willst du mit ________________ (mij) im Regen tanzen?

5 Wollen wir mit ______________ (haar) Fußball spielen?

6 Ich möchte mit _____________ (jullie) in die Stadt gehen?

7 Ich gehe heute mit ___________ (u) in die Apotheke.

8 Sie sind mit ____________ (ons) ins Krankenhaus gefahren.

Grammatik 

Wat: Aufgaben 16, 17, 18, 19, 20, 21 (ab Seite 66)

Wie: individueel

Hoe: in stilte

Hulp: Spickzettel, Buch (Seite 145, 150, 151)

Waarom: Oefenen helpt je om de stof onder de knie te krijgen!

Hörverstehen üben

• Je hoort het fragment 2x.
• Concentreer je op de opgaven. 
• Voorkennis!
• Let op kernwoorden tijdens het luisteren.
• Luister tot aan het einde van het fragment. 
• Streep evt. foute antwoordmogelijkheden weg tijdens het luisteren.
• Volg de grote lijn van het interview.

Test Hörverstehen

Lernziele

• Ik kan het persoonlijk voornaamwoord in de derde naamval gebruiken.
• Ik ken de vaste voorzetsels met de derde naamval.

Hausaufgaben

Machen:

- Aufgaben 13 und 14 (ab Seite 62)

- Aufgaben 16 t/m 21 (ab Seite 66)

Lernen:

- Grammatik A und B (Seite 67 und 68)

- Lernliste D-N, blokjes A, C, D (Seite 89)