Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Aujourd'hui
Herhaling ww op -ER, avoir en être
Quiz
puzzel ontwerpen met woorden uit VOCA blz. 48, 49
mardi le 10 octobre
Slide 1 - Diapositive
In deze les gaan we de werkwoorden op -er, être en avoir herhalen. We beginnen met de werkwoorden op -er. Bekijk voordat we gaan beginnen, eerst deze dia.
Slide 2 - Diapositive
Herhaling avoir en être
Slide 3 - Diapositive
avoir (hebben)
être (zijn)
P
R
É
S
E
N
T
J'ai
Tu as
Il/ elle/on a
Nous avons
Vous avez
Ils/elles ont
Je suis
Tu es
Il/elle/on est
Nous sommes
Vous êtes
Ils/ elles sont
Slide 4 - Diapositive
p
A
S
S
É
C
O
M
P.
Slide 5 - Diapositive
Nu krijg je een aantal vragen over de werkwoorden op -er. Gebruik bij de open vragen geen hoofdletters of punten.
Slide 6 - Diapositive
Vertaal in het Nederlands: nous parlons
A
jullie praten
B
wij praten
C
zij praten
D
men praat
Slide 7 - Quiz
Vertaal in het Frans: men zoekt
A
on cherche
B
tu cherches
C
vous cherchez
D
il cherche
Slide 8 - Quiz
Zeg in het Frans: hij praat (praten = parler)
Slide 9 - Question ouverte
Zeg in het Frans: zij zoeken (vrouwelijk) (zoeken = chercher)
Slide 10 - Question ouverte
Nu volgen een paar vragen over de werkwoorden être en avoir in de tegenwoordige tijd.
Slide 11 - Diapositive
"Zij zijn" vertaal je in het Frans met....
A
ils sont
B
ils vont
C
ils ont
D
ils font
Slide 12 - Quiz
"jullie zijn" vertaal je in het Frans met....
A
vouz êtez
B
vous été
C
vous êtes
D
vous êtez
Slide 13 - Quiz
jullie hebben
A
vous avez
B
vous aimez
C
vous allez
D
vous êtes
Slide 14 - Quiz
Als je niet wilt zeggen dat je nu iets hebt, maar dat je vroeger iets hebt gehad (verleden tijd), moet je eerst weten wat het voltooid deelwoord is van het werkwoord avoir.
Slide 15 - Diapositive
Het voltooid deelwoord van avoir is "eu". Dat betekent "gehad". Daar zet je dan de vormen van de tegenwoordige tijd voor, die we net hebben geoefend.
Slide 16 - Diapositive
men heeft gehad
A
il a eu
B
tu as eu
C
vous avez eu
D
on a eu
Slide 17 - Quiz
jullie hebben gehad
A
nous avons eu
B
ils ont eu
C
vous avez eu
D
on a eu
Slide 18 - Quiz
Ik heb gehad
A
j'ai été
B
j'ai eu
Slide 19 - Quiz
Ook de passé composé (verleden tijd) van être maak je met het hulpwerkwoord avoir. Je zegt dus j'ai été. Letterlijk betekent dat "ik heb geweest".
Slide 20 - Diapositive
Zeg in het Frans: jij bent geweest
Slide 21 - Question ouverte
Zeg in het Frans: zij (mannelijk) zijn geweest
Slide 22 - Question ouverte
"Avoir" (hebben) en "être" (zijn) zijn onregelmatig. Een meerderheid van de Franse werkwoorden is echter regelmatig.
Een grote groep van deze regelmatige werkwoorden eindigt op -er.