HM12 en 13

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Leerdoelen

• de verschillende werkwoordsvomen herkennen en benoemen
• verschillende werkwoordstijden herkennen en benoemen

Wat is wat?

infinitief 

pvtt

pvvt

vd

od

infinitief, pvtt, pvvt, vd, od
schrijf de werkwoordstijden voluit

De persoonsvorm is een werkwoordsvorm

1. waar
2. niet waar

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

Wat is er (gebeuren)?

1. gebeurt
2. gebeurd

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

Als ik haar ben (naderen).

1. genadert
2. genaderd
3. genaderde

Werkwoordsvorm = ?
Dat je dat niet SNAPT!

1. persoonsvorm tegenwoordige tijd
2. persoonsvorm verleden tijd
3. voltooid deelwoord

Wat is 'glimlachend' voor werkwoordsvorm?

1. onvoltooid deelwoord
2. voltooid deelwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. infinitief

Wat is een werkwoordsvorm?

1. voltooid deelwoord
2. lidwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. werkwoordelijk gezegde

Welke werkwoordsvorm is toegepast?

Verhuisd

1. pv tt
2. pv vt
3. vd

Wat is GEEN werkwoordsvorm?

1. zelfstandig naamwoord
2. persoonsvorm
3. hele werkwoord
4. onderwerp

Het (gebeuren) nu niet meer.

Welke werkwoordsvorm moet je (daar) invullen?

1. PV TT
2. INF
3. PV VT
4. VD

Wat is GEGAAN voor werkwoordsvorm?
Zij was naar huis gegaan?

1. persoonsvorm tegenwoordige tijd
2. persoonsvorm verleden tijd
3. voltooid deelwoord
4. heel werkwoord

Instructie

Maken opdracht 1, 2 en 3 in de les. p. 186/187