--> Heeft iedereen titel + schrijver leesboek doorgegeven?
timer
10:00
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Vrijdag 11 november - 2A
10 minuten stillezen
Terugblik: leesvaardigheid signaalwoorden
Aan de slag!
--> Heeft iedereen titel + schrijver leesboek doorgegeven?
timer
10:00
Slide 1 - Diapositive
Vorige les heb je geleerd...
...wat verwijswoorden zijn.
Slide 2 - Diapositive
Deze les ga je...
...verder oefenen met wat je bij leesvaardigheid hebt geleerd de afgelopen lessen.
Slide 3 - Diapositive
Signaalwoorden
Pak pen en papier
Noteer in 1 minuut zoveel mogelijk signaalwoorden
timer
1:00
Slide 4 - Diapositive
Aan de slag!
Ga naar Classroom
Download de tekst
Lees de tekst 'Topsporter is per definitie slim'
Maak daarna de vragen op de volgende slides.
Slide 5 - Diapositive
1. Welke manier gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden?
A
Hij trekt een conclusie.
B
De schrijver stelt een vraag.
C
De schrijver kondigt het onderwerp van de tekst aan.
D
De schrijver nuanceert zijn uitspraak.
Slide 6 - Quiz
2. Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen. Schrijf ook het regelnummer op. a Dat (r. 17) b Dat (r. 37) c Die(r.43) d Dat(r.62)
Slide 7 - Question ouverte
3. In de inleiding staat een signaalwoord voor het verband een reden. Schrijf dat signaalwoord op.
Slide 8 - Question ouverte
4. a. Past het tussenkopje 'Sportprestaties' goed bij de belangrijkste inhoud van alinea 3? Leg je antwoord uit. b Bedenk een ander passend tussenkopje voor alinea 3.
Slide 9 - Question ouverte
5. In regel 41 staat het signaalwoord 'omdat'. Welk verband geeft dit signaalwoord aan?
Slide 10 - Question ouverte
6. Op welke manier zijn de derde en vierde alinea met elkaar verbonden? Licht je antwoord kort toe.
Slide 11 - Question ouverte
7. Schrijf de hoofdzaak/hoofdzaken van alinea 4 op.
Slide 12 - Question ouverte
8. Schrijf het juiste antwoord op. In deze tekst:
A
brengt de schrijver zijn eigen mening naar voren.
B
geeft de schrijver een of meer meningen van anderen.
C
beschrijft de schrijver een of meer meningen van anderen en voegt daar zijn eigen mening aan toe.
Slide 13 - Quiz
9. a Is tekst4 objectief of subjectief? b Leg je antwoord uit.
Slide 14 - Question ouverte
We mogen over anderhalve week weer op vakantie naar twaalf landen, zei premier Rutte gisteren op een persconferentie. Maar is je reisverzekering dan geldig?
a Welke signaalwoord zie je hier? b. Welk verband hoort daar bij? c. Noteer de delen van het verband.
Slide 15 - Question ouverte
De gemeente Amsterdam loopt veel inkomsten mis, zoals toerisme- en parkeerbelastingen. Daarnaast vallen dividenden van bedrijven waar Amsterdam in belegt, zoals Schiphol, lager uit.
a. Welke signaalwoorden zie je hier? b. Welke verbanden horen daar bij?
Slide 16 - Question ouverte
De komende tijd houdt de rechtbank zittingen in het provinciehuis. Ook worden er avondzittingen gehouden. De provincie Flevoland stelt de rechtbank in de gelegenheid om gebruik te maken van twee raadszalen. Zo probeert de provincie om zoveel mogelijk zittingen door te laten gaan a. Welke signaalwoorden zie je hier? b. Welk verbanden horen daar bij?
Slide 17 - Question ouverte
Aan de slag!
Lees de tekst 'Een jaar blijven zitten helpt je verder' op de volgende slides.
Maak daarna de vragen.
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
In de inleiding staat een tegenstelling.
a. Noteer het signaalwoord. b. Noteer het verband.
Slide 21 - Question ouverte
Op welke twee manieren zijn de tweede en derde alinea met elkaar verbonden?
A
Een signaalwoord of een signaalwoordgroep
B
Een herhaling van een woord of woordgroep
C
Een overgangszin met een verwijzend woord
D
Een aankondigende zin
Slide 22 - Quiz
Noteer de hoofdzaak van alinea 4.
Slide 23 - Question ouverte
In alinea 4 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-reden. a. Noteer het signaalwoord.
Slide 24 - Question ouverte
Het tussenkopje 'Anders leren' past niet bij de inhoud van de alinea eronder.
a. Schrijf het deelonderwerp van deze alinea op. b. Bedenk een passend tussenkopje.
Slide 25 - Question ouverte
Uitspraak: "Leerlingen mogen best wat vaker blijven zitten."
a. Voor welke leerling(en) geldt deze uitspraak? b. Schrijf de reden(en) bij deze uitspraak op.