22-Chapitre1- avoir- Grandes Lignes 2H

Je te souhaite une joyeuse fête remplie de chocolats d'amour et de tendresse.
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Je te souhaite une joyeuse fête remplie de chocolats d'amour et de tendresse.

Slide 1 - Diapositive

La date
Quel jour nous sommes aujourd'hui?

Slide 2 - Diapositive

La date
- Aujourd'hui nous sommes mardi 6 décembre 2022
- Absentie


Slide 3 - Diapositive

Le programme d'aujourd'hui: ! 

  1. Rvision:  het persoonlijkl voornaamwoord.
  2. Het werkwoord ''avoir = hebben'' in o.t.t

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
Je  kunt  de persoonlijk voornaamwoorden correct gebruiken in een zin.
Je kent de vormen van het ww. ''avoir'' in o.t.t.

Slide 5 - Diapositive

  1. Rvision: het persoonlijk voornaamwoord.
Wat (quoi)
- Lees de regel: ex. 30 c (p. 48) . 
- Vertaal de zinnen en onderstreep het persoonlijk voornaamwoord (zie het bord)
Hoe (comment)? Individueel
Hoe lang (combien du temps)? 
Klaar? (fini?) lees ex.31a (p. 49).
Iedereen klaar ? Maak  de onderstaande opdrachten.
timer
1:00
timer
1:00

Slide 6 - Diapositive

Exercice 2
 Wat? Vertaal de zinnen en onderstreep het persoonlijk voornaamwoord in de zin (zie het bord).

Hoe? individueel, daarna check antwoorden in tweetallen.
Hoe lang?
 Klaar?  ex. klas bespreken.
timer
3:00

Slide 7 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord Exercice 2
1. J'ai deux frères.
2. Nous avons trois chiens.
3. Ils s'appellent Zaey , Jaques et Lola.
4. Vous parlez français?
5. Tu habites où?
6. J'ai une soeur. Elle s'appelle sara. Elle a dux copine. Elles sont sympa!

Slide 8 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord Exercice 2 aantwoorden
1. J'ai deux frères. Ik heb twee broers.
2. Nous avons trois chiens. Wij hebben drie honden.
3. Ils s'appellent Zaey , Jaques et Lola. Ze heten....
4. Vous parlez français?  Spreekt u Frans?
5. Tu habites où?  Waar woon je?
6. J'ai une soeur. Elle s'appelle sara. Elle a deux copines. Elles sont sympa! =
 Ik heb een zus. Zij is aardig. Zij heeft twee vriendinnen. 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Le verbe 'avoir'

Slide 11 - Diapositive

Le verbe avoir = hebben
Wat: ex. 31 (p. 49):  lees de regel van ''avoir''
Hoe? individueel
hoe lang? 
Eerder klaar? maak ex. 31d (p.49).

timer
1:00

Slide 12 - Diapositive

2. le verbe avoir samenvatting
j'
ai
tu
as
il / elle/ on
a
nous
avons
vous 
avez

ils / elles 
ont
ik
heb
jij
hebt
hij / zij / men
heeft
wij
hebben
jullie / u
hebben / heeft
zij [mmv / vmv]
hebben

Slide 13 - Diapositive

Le verbe avoir
Wat? ex. 31b: Luister naar het liedje en zingt het mee (p. 49).
Hoe? klassikaal
Hoe lang? 1 min




Slide 14 - Diapositive

Le verbe avoir
Wat?  ex. 31c, d, e , g en f (p. 49-50) + ex. 32  (p. 51)
Hoe? eerst individueel  
Klaar? check antwoorden in tweetallen 5 min.
Eerder klaar? ex. 32 + 33  (p.51).
Iedereen klaar? uitkomst klas bespreken.

timer
10:00

Slide 15 - Diapositive

avoir
A
hebben
B
zijn
C
doen
D
maken

Slide 16 - Quiz

Avoir
A
regelmatig
B
onregelmatig

Slide 17 - Quiz

J' (avoir)
A
avoirai
B
aurais
C
avoirais
D
ai

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)
A
B
C
D

Slide 19 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
timer
0:10
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 20 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
tu ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 21 - Quiz

Les devoirs
Fais ex. 33 a (p. 51)/ online (Chapitre 1, Grammaire H).

Apprends H à la page 55. Utilise Slim stampen.

Slide 22 - Diapositive

Devoirs
  • Fais ex.  33 a (p. 51)/ online  (Chapitre 1 - Grammaire H)

--> Samen les afsluiten


Slide 23 - Diapositive