WKPV1 HOOFDSTUK 4 TOEZICHTHOUDENDE BEVOEGDHEDEN

WKPV1

Hoofdstuk 4
Toezichtsbevoegdheden

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
Wkpv1MBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

WKPV1

Hoofdstuk 4
Toezichtsbevoegdheden

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan de hand van een voorbeeld kun je vaststellen welke
bevoegdheden de toezichthouder heeft op grond van de
Algemene wet bestuursrecht

Slide 2 - Diapositive

Welke 2 soorten bevoegdheden heeft een opsporingsambtenaar?

Slide 3 - Question ouverte

Welke twee soorten bevoegdheden heeft een opsporingsambtenaar?

Slide 4 - Diapositive

Wie hebben er toezichtsbevoegdheden?
Art. 5.11 AwB
Onder toezichthouder wordt verstaan: 
een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.

Slide 5 - Diapositive

Wanneer toepassen?
Met en zonder redelijk vermoeden
Zonder redelijk vermoeden?
Gaat om controle op de naleving van wettelijke voorschriften zoals de APV, Wet milieubeheer, Drank- en horecawet, et cetera.

Wel vermoeden?
met een bestuurlijk doel zoals een bestuurlijke sanctie, dan is dat toepassen van toezichthoudende bevoegdheden rechtmatig


Slide 6 - Diapositive

Wanneer mag het niet?
Niet met enkel een strafvorderlijk doel!
Art. 1.6 AWB  stelt dat de:
toezichthoudende bevoegdheden uit die wet niet van toepassing zijn op de opsporing en vervolging van strafbare feiten

Toezichthoudende bevoegdheden mogen dus niet worden
toegepast met een strafrechtelijke vervolging van de zaak als doel.

Slide 7 - Diapositive

Toezichthoudende bevoegdheden
Betreden van alle plaatsen m.u.v. woning tegen wil bewoner
– Ander wettelijk voorschrift kan bevoegdheid tot woning geven
 Vorderen van inlichtingen
 Vorderen inzage ID-bewijs
 Vorderen van inzage gegevens (kopie)
 Onderzoek/opneming/monsterneming
 Onderzoek vervoermiddelen (lading, bescheiden, stilhouden)
 Plicht gevorderde medewerking te verlenen voor een iede

Slide 8 - Diapositive

Annexe vordering van medewerking
de toezichthouder elke medewerking kan vorderen zolang maar duidelijk is dat die medewerking noodzakelijk is voor het verrichten van de toezichthoudende taak. 
De vordering mag dus alleen gedaan worden met het doel om (beter) toezicht te kunnen houden. 

Een vordering om een overtreding ongedaan te maken of een
vordering om een bepaalde overtreding niet (langer) te plegen kan
niet worden gedaan op grond van deze medewerkingsplicht.

Slide 9 - Diapositive

Aanvullende bevoegdheden
voor de toezichthouder
Bijzondere wetten
mag
die bevoegdheden alleen maar toepassen bij het toezicht op die
bijzondere wet
Verordening
 zoals de APV, kan een aanvullende
toezichthoudende bevoegdheid bevatten

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

SFEEROVERGANG
Schakelen tussen toezicht en opsporing (en terug)
  •  Prima, als het doel maar steeds zuiver is
  •  Steeds duidelijkheid naar verdachte/overtreder
  •  Duidelijkheid in PV en bestuurlijke rapportage
  •  helder welke bevoegdheid met welk doel ingezet
  •  Geen misbruik maken van bevoegdheden
  • met name cautie t.o.v. inlichtingen vorderen

Slide 12 - Diapositive

VOORTGEZETTE TOEPASSING
Van toezicht naar opsporing
 Bevindingen ‘meenemen’ mag (rechtmatig verkregen) 
Behalve verklaringen zonder cautie
‒ Spreekplicht in toezicht
‒ Zwijgrecht in strafrecht (+ bij opleggen bestuurlijke boete)

 Wel tijdig en duidelijk ‘overschakelen’
Duidelijkheid in PV en t.o.v. de verdachte
‒ zichtbaar geen misbruik van bevoegdheden
Doel moet dan van bestuurlijk naar strafrechtelijk gaan
Het bestuurlijke doel (normherstel/sanctie) kan naast opsporen blijven bestaan

Slide 13 - Diapositive

Twee sporenbeleid
Handhaving gericht op 2 doelen: bestuurlijke sanctie + opsporing/vervolging
Beide doelen kunnen parallel gediend worden
Voorkeur eerst SR-doel/opsporingsbevoegdheden : – hogere rechtsbescherming van de verdachte (niet verplicht ,zeker niet door te verklaren, aan zijn bestraffing mee te werken)

Bij toezicht de plicht voor de overtreder om daar volledig aan mee te werken
Bij herstelsanctie zelfs inlichtingenplicht

Slide 14 - Diapositive

4.1.1: Wat zijn toezichthoudende bevoegdheden?

A
Dit zijn strafrechtelijke bevoegdheden bevoegdheden ingezet kunnen worden in het toezicht op de regels m.b.t. handelaren in beroep of bedrijf (ongeregelde goederen).
B
Dit zijn GEEN strafrechtelijke bevoegdheden.
C
Dit zijn strafrechtelijke bevoegdheden, maar zijn GEEN opsporingsbevoegdheden.

Slide 15 - Quiz

4.1.2: In welk(e) wettelijke voorschrift(en) is/zijn GEEN toezichthoudende bevoegdheden beschreven?

A
In bijzondere wetten.
B
Algemene wet bestuursrecht en in bijzondere wetten.
C
In verordeningen.
D
In het Wetboek van strafrecht.

Slide 16 - Quiz

4.1.3: Een toezichthouder voor de Alcoholwet wil een woning betreden omdat hij het vermoeden heeft dat aldaar alcoholhoudende dranken worden verkocht. Biedt de Alcoholwet deze bevoegdheid?

A
Ja, hij dient dan wel in het bezit te zijn van een schriftelijke machtiging.
B
Ja, hij heeft dan GEEN schriftelijke machtiging nodig.
C
Nee, de Algemene wet bestuursrecht biedt deze bevoegdheid.
D
Nee, het bestuursrecht biedt deze bevoegdheid niet.

Slide 17 - Quiz

Een toezichthouder die tevens opsporingsambtenaar is ontdekt tijdens een controle een vermoedelijk gepleegd strafbaar feit. Hij wil dit feit bestuursrechtelijk afhandelen. Om zekerheid te hebben omtrent het plegen van dit feit vordert hij de betrokkene inzage te geven in zijn administratie. De verdachte weigert hem dit te geven. Wat is nu juist in deze situatie?

A
De toezichthouder kan de verdachte nu aanhouden voor het niet opgeven van een bevoegd gegeven bevel door een bevoegde ambtenaar (184 Sr.) .
B
De toezichthouder dient de weigering bestuursrechtelijk af te handelen omdat het gaat om het niet opvolgen van een bevel vanuit toezicht.
C
De verdachte is niet verplicht dit bevel op te volgen.

Slide 18 - Quiz

4.1.5: Klaas is toezichthouder en tevens BOA.
Om onderzoek te doen naar het juiste verloop van de verwerking van bepaalde afvalstoffen vordert hij deze verwerking tijdelijk stop te zetten. Moet de bedrijfsleider dit bevel opvolgen?

A
Nee, het betreft hier GEEN annexe vordering.
B
Nee, de bedrijfsleider hoeft niet mee te werken. De toezichthouder kan het productieproces wel zelf stilzetten.
C
Ja, de bedrijfsleider dient hieraan gehoor te geven.

Slide 19 - Quiz

4.1.6: Tijdens een controle vordert een toezichthouder inzage in de bedrijfsadministratie van een overtreder. Deze voldoet hier echter niet aan. Welk artikel wordt hier overtreden?

A
Artikel 184 Wetboek van strafrecht: het niet opvolgen van een bevoegd gegeven bevel door de bevoegde ambtenaar.
B
Artikel 447e Wetboek van strafrecht: het niet voldoen aan de inzagevordering.
C
Artikel 5:12 Algemene wet bestuursrecht: het niet voldoen aan de vordering door de toezichthouder gedaan verband houdende met de noodzakelijke uitoefening van zijn taak.

Slide 20 - Quiz

Een toezichthouder controleert een horecaonderneming op de juistheid van de benodigde vergunningen. Tijdens de controle ontstaat een verdenking van een strafbaar feit die de toezichthouder bestuurlijk wil afhandelen met het doel een bestuurlijke boete op te leggen. Hij hoort hiertoe de betrokkene. Wat geldt nu voor dit verhoor?

A
De betrokkene dient de cautie te worden gegeven alsmede zijn recht op rechtsbijstand.
B
De betrokkene dient alleen de cautie gegeven te worden.
C
Er hoeft GEEN cautie gegeven te worden.

Slide 21 - Quiz

4.1.8: Onder welke voorwaarde(n) kan een toezichthouder zijn toezichthoudende bevoegdheden inzetten?

A
Indien er sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit.
B
Indien dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor zijn taak.
C
Indien er sprake is van een directe aanleiding dat een bestuurlijke overtreding wordt gepleegd.

Slide 22 - Quiz

4.1.9: Hans is toezichthouder die tevens opsporingsambtenaar is en voert een controle uit bij een bedrijf dat verfproducten produceert. Om deze controle goed uit te kunnen voeren, wil hij een aantal ruimtes binnen het bedrijf betreden. Biedt de Algemene wet bestuursrecht deze bevoegdheid?

A
Nee, dit is alleen mogelijk na expliciete toestemming van de Officier van Justitie middels een speciaal voor dit doel afgegeven machtiging.
B
Ja, hij heeft dan een bestuurlijke machtiging nodig, bijvoorbeeld afgegeven door de burgemeester.
C
Nee, de Algemene wet bestuursrecht biedt deze bevoegdheid niet.
D
Ja.

Slide 23 - Quiz

4.1.10: Jolien is toezichthouder en tevens opsporingsambtenaar. Tijdens een controle vordert zij vanuit haar toezichthoudende taak inzage in de administratie van een bedrijf. Vanuit deze inzage ontstaat een vermoeden van een strafbaar feit. Jolien besluit het feit strafrechtelijk af te handelen. Mag zij nu de gegevens die zijn heeft verkregen uit de gevorderde inzage meenemen in het opsporingsonderzoek?

A
Nee, deze gegevens zijn verkregen toen de verdachte nog betrokkene was. Alleen na toestemming van de verdachte mogen deze in het opsporingsonderzoek gebruikt worden.
B
Nee, de gegevens kunnen wel weer meegenomen worden in een eventueel bestuurlijk onderzoek.
C
Ja, dit kan.

Slide 24 - Quiz

4.1.11: Clement is toezichthouder en heeft het vermoeden dat een bedrijf giftige stoffen loost in het afvalwater. Hij besluit dit geval strafrechtelijk af te handelen. Hij vordert de bedrijfsleider toegang tot een ruimte vanwaar deze stoffen vermoedelijk geloosd worden. Is de bedrijfsleider verplicht hieraan mee te werken?

A
Nee, hij hoeft niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling.
B
Ja, het betreft hier een annexe vordering.
C
Ja, deze vordering is gedaan in het kader van de toezichthoudende taak van de toezichthouder. Het is NIET van belang dat de toezichthouder dit feit strafrechtelijk af wil handelen.

Slide 25 - Quiz

4.1.12: Mag een toezichthouder die tevens opsporingsambtenaar is, de gevorderde mondelingen inlichtingen zonder meer meenemen in een eventueel strafrechtelijk onderzoek?

A
Ja.
B
Ja, maar dan alleen als hij deze gegevens nodig heeft om zijn strafrechtelijk onderzoek goed uit te kunnen voeren.
C
Nee.

Slide 26 - Quiz

4.1.13: Welke van de onderstaande uitspraken over een toezichthouder is juist?
A
Toezichtsbevoegdheden kennen ook een aantal dwangmiddelen.
B
Toezichtsbevoegdheden mogen al toegepast worden als er een aanwijzing is van een strafbaar feit.
C
Toezichtsbevoegdheden mogen alleen toegepast worden indien dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de taak van de toezichthouder.

Slide 27 - Quiz

4.1.14: Is een opsporingsambtenaar bevoegd om medewerking te vorderen zonder dat er sprake is van een verdenking?
A
Nee.
B
Ja, maar dan alleen voor bepaalde wetgeving zoals wetgeving m.b.t. handelaren in beroep of bedrijf.
C
Nee, dan moet er in ieder geval sprake zijn van een verdenking.

Slide 28 - Quiz

H4.1.15: Hans is toezichthouder. Tijdens zijn toezicht ontdekt hij een strafbaar feit. Mag hij een bestuurlijk onderzoek doen met als doel het opstellen van een proces-verbaal.
A
Ja.
B
Ja, maar alleen als er daarnaast een strafrechtelijk onderzoek loopt.
C
Nee.

Slide 29 - Quiz

H4.1.16: Hans is toezichthouder en tevens BOA. Bij een bezoek aan een bedrijf dat chemicaliën produceert, vraagt hij inlichtingen van de bedrijfsleider. Deze wil deze niet geven. Wat is juist?
A
De bedrijfsleider hoeft hieraan niet mee te werken.
B
De bedrijfsleider maakt zich schuldig aan het niet opvolgen van een bevoegd gegeven bevel (184 Sr.).
C
De bedrijfsleider zal na een vordering van de toezichthouder deze inlichtingen toch moeten geven.

Slide 30 - Quiz

H4.1.17: Tijdens een bezoek aan een bedrijf vordert een toezichthouder die tevens BOA is, inlichtingen van de bedrijfsleider. Door deze inlichtingen ontstaat er een verdenking van een strafbaar feit. Mogen deze inlichtingen zonder meer worden meegenomen als bewijs?
A
Ja, in het bestuurlijk onderzoek.
B
Ja, in het strafrechtelijk onderzoek.
C
Ja, zowel in het strafrechtelijk als het bestuurlijk onderzoek.
D
Nee, de cautie had moeten worden gegeven.

Slide 31 - Quiz

Vragen en/of opmerkingen?

Slide 32 - Diapositive